Bodemverontreiniging
 






Diffuse bodemverontreiniging ontstaat vooral door depositie van schadelijke stoffen vanuit de atmosfeer. In het verleden hebben vooral non-ferrobedrijven grote gebieden verontreinigd met metaalhoudend stof bij ertsoverslag en via de rookgassen van de processen.

Gebieden nabij (vroegere) non-ferrobedrijven vertonen belangrijke verontreinigingen met vooral cadmium en zink. De oevers van grote waterlopen zijn min of meer systematisch met zware metalen verontreinigd.
Ook de landbouw verspreidt belangrijke hoeveelheden zware metalen via dierlijke mest (koper) en kunstmest (cadmium).
Het wegverkeer zorgt voor een verontreiniging met lood, al vermindert dit wel als gevolg van het toenemende gebruik van loodvrije benzine.

Recent is vooral de diffuse verontreiniging met PAK’s en dioxines, zware metalen, gehalogeneerde koolwaterstoffen en chemische bestrijdingsmiddelen van belang geworden.

PAK’s komen vooral van de verbranding van steenkool, aardolieproducten, afval en van de cokesproductie. Atmosferische depositie (neerslag uit de lucht) zorgt voor 75 % van de totale depositie. Dioxines komen vooral voort uit afvalverbranding, energieopwekking en industriële processen. Transport naar de bodem is vooral het gevolg van atmosferische depositie.

Puntverontreinigingen vertonen vaak hoge concentraties gevaarlijke stoffen die zich via het grondwater over grote afstanden en diepten kunnen verspreiden. Sterk verontreinigde terreinen worden ook “black points” genoemd. De belangrijkste bronnen van deze vormen van verontreiniging zijn het storten van afvalstoffen en het morsen bij overslag en lekken bij opslag van producten. Vooral minerale olie en vluchtige aromaten verontreinigen de bodem door morsen en lekken van petroleumproducten.

Gechloreerde koolwaterstoffen zijn relatief instabiel en gemakkelijk uitloogbaar. De emissies ontstaan hoofdzakelijk in de chemische-, textiel-, kleding- en basismetaalnijverheid.