Buxusmot
 
Cydalima perspectalis






De Buxusmot Cydalima perspectalis is een invasieve exotische nachtvlindersoort die sinds 2005 na introductie via import van Palmboompjes Buxus sempervirens in Duitsland en ondertussen sinds 2010 in Vlaanderen voorkomt. Hij werd per ongeluk vanuit Oost-Azië ingevoerd en komt nu al in verschillende Europese landen voor. Deze vlinder is ongeveer 4 cm groot (spanwijdte) en behoort daarmee tot de grootste micronachtvlinders (behorend tot de familie van de grasmotten). De vlinder is gemakkelijk herkenbaar aan de witte vleugels met een donkerbruine rand. Er bestaat ook een egaal bruine vorm met een witte middenstip op de voorvleugels. De vlinder vliegt in West-Europa in 2 generaties.

De rupsen van de Buxusmot worden ongeveer 2 cm lang. Ze zijn groen met enkele donkere lengtestrepen op de zijkant. Op elk segment staan zwarte wratten die een stippenrij vormen. Verspreid over de rups staan korte, witte haren.

De Buxusmot is een echte tuinsoort. De rupsen voeden zich met de bladeren van de Buxus-struiken. Vaak vreten ze het bladgroen op, waarna dorre blaadjes aan de struik blijven zitten. De rupsen spinnen blaadjes aan elkaar. Als je die spinsels bekijkt, zie je vaak ook de frass: de uitwerpselen van de rupsen, herkenbaar als groene bolletjes. Ook het popstadium wordt in die spinsels doorgebracht.

De Buxusmot tast vooral het Palmboompje (Buxus) aan en dat is in Vlaanderen geen inheemse plant. Deze struikjes worden enkel aangeplant in parken en tuinen; in natuurgebieden richt de buxusmot dus geen schade aan.
Niet elke schade aan Buxus wordt veroorzaakt door deze mot. Er zijn ook schimmelziektes die Buxussen aantasten en vooral in natte zomers zorgen voor bladval en taksterfte,  zoals Volutella en Cylindrocladium. De hoge agressiviteit van deze schimmels leidt vaak tot het afsterven van een hele buxusaanplanting. Ook een late vorst kan de toppen van Buxustwijgjes doen sterven (verblekende blaadjes).
Behalve de bladeren van het Palmboompje (Buxus) lusten de rupsen ook de bladeren van Schaduwkruid Pachysandra terminalis, een bodembedekker die vaak in tuinen wordt aangeplant en Kardinaalsmuts-soorten Euonymus species.

Cotoneaster-soorten, Japanse Hulst Ilex crenata en Wilde Liguster Ligustrum vulgare worden blijkens onderzoek niet gegeten door de rupsen. 

De Buxusmot is afkomstig uit Oost-Azië. Voor zover we weten heeft de soort bij ons nauwelijks inheemse vijanden zoals sluipwespen of roofwantsen, maar vast en zeker zullen deze rupsen vroeg of laat ontdekt worden door lokale potentiële natuurlijke vijanden.

In Azië zijn alvast enkele sluipvliegen en sluipwespen bekend die parasiteren op de rupsen van de Buxusmot. Het gaat om sluipvliegen van het genus Exorista, de sluipvlieg Pseudoperichaeta nigrolineata en de sluipvlieg Compsilura concinnata.

In Vlaanderen komen een 5-tal Exorista-soorten algemeen voor. Ook Pseudoperichaeta nigrolineata en Compsilura concinnata komen in Vlaanderen algemeen voor. Deze soorten parasiteren uiteraard ook op verschillende andere vlinderrupsen. 

In Azië parasiteren de sluipwespen Dolichogenidea stantoni en sluipwespen van het genus Casinaria op de rupsen van de Buxusmot. Er zijn geen Dolichogenidea-soorten in Vlaanderen bekend. De sluipwesp Casinaria nigripes komt wel vrij algemeen in Vlaanderen voor.  

In Azië parasiteren de sluipwespen Chelonus tabonus en wespen van het genus Tyndarichus op de eitjes van de Buxusmot. In Vlaanderen komen van deze soorten alleen verschillende Chelonus-soorten (algemeen) voor.
 
In Azië parasiteert de bronswesp Brachymeria lasus op de poppen van de Buxusmot. Deze soort is in Vlaanderen niet bekend; wel komen er 2 andere Brachymera-soorten (zeldzaam) voor in Vlaanderen. 

In Zwitserland heeft men vastgesteld dat de sluipwesp Apechthis compunctor op de poppen van de Buxusmot parasiteert. In Vlaanderen komt deze soort algemeen voor.

In Azië vallen eitjes en rupsen van de Buxusmot ten prooi aan tripsen van het genus Aeolothrips en verschillende spinnensoorten. In Vlaanderen komen er 6 verschillende Aeolothrips-soorten voor. Van de honderden spinnensoorten die in Vlaanderen voorkomen zullen er ongetwijfeld wel enkele soorten de nieuwe rupsen ontdekken.
 
Ook de aaltjes Steinernema carpocapsae en Hetrorhabditis bacteriophora blijken in Azië uiterst effectief bij de strijd tegen de rupsen van de Buxusmot.

De inzet van chemische bestrijdingsmiddelen (waartegen de Buxusmot-rupsen trouwens een resistentie kunnen ontwikkelen) en bio-insecticiden op basis van Bacillus thuringiensis zijn niet selectief. Het gevaar is bijzonder reëel dat ook andere soorten worden gedood door deze middelen.

Het is aan te bevelen om in de nabije omtrek van de Buxus-planten gunstige omstandigheden te creëren voor de ontwikkeling van de natuurlijke vijanden zoals sluipvliegen en sluipwespen.
Parasitaire wespen zijn voor hun voortplanting afhankelijk van andere insecten. Volwassen sluipwespen hebben echter ook suikerbronnen, zoals bloemennectar, extraflorale nectar (nectar op bladeren en stengels) en (in mindere mate) honingdauw van bladluizen, nodig om te overleven. Suikervoeding ondersteunt bij vrouwelijke wespen ook de eiafrijping.   

Vogels (Kauwen, Koolmezen) eten de rupsen, zodat de chemische bestrijdingsmiddelen alvast deze vogels kunnen vergiftigen.