Doornappel
 
Datura stramonium






De Doornappel Datura stramonium komt sinds de zeventiende eeuw in Europa verwilderd voor op open, zonnige en droge plaatsen, op een zandige, zeer voedselrijke en losse bodem, zoals in wegbermen, langs rivierstrandjes, op bouwterreinen, in moestuinen, op voormalige mestopslagplaatsen en op stortterreinen. De soort komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika.

De plant bloeit van juni tot september met witte, trechtervormige, gesteelde en alleenstaande bloemen.
De bladeren zijn bochtig en getand.
De vruchten zijn doosvruchten. Ze zijn eivormig en bezet met forse stekels. De doosvruchten zijn eerst groen en later bruin. De zaden springen uit de doos.  

Deze plant, die tot een meter hoog kan worden, is zeer giftig. De alkaloïden in de bladeren en vooral in de zaden kunnen leiden tot verlamming of de dood. Een geringe hoeveelheid plantenmateriaal volstaat reeds voor een ernstige intoxicatie.
15 zaadjes van deze plant zijn voor een kind dodelijk. Bij inname van plantendelen door de mens treden volgende verschijnselen op: pupilverwijding, een droge mond en keel, dorst, een rode en warme huid, hoge koorts, algemene opwinding overgaand naar ongevoeligheid en een vertraagde ademhaling en hartslag.

De inname van de plantendelen door paarden en runderen leidt tot gewichtsverlies door een verminderde eetlust, een verhoogde hartslag en ademhaling, pupilverwijding en een verhoogd dorstgevoel. De behandeling gebeurt symptomatisch door middel van een maagspoeling, toedienen van medicinale koolstof en stoffen die het centraal zenuwstelsel stimuleren.