Duinviooltje
 
Viola curtisii







Het Duinviooltje Viola curtisii draagt van april tot aan de eerste vorst witte en/of gele en/of blauwpaarse bloemen. Dit zeldzaam viooltje komt voor in de duinstreek, op zonnig, humusarm en niet-verzuurd duinzand, meestal op stuifzand op duinhellingen en duinpannen. Soms is het plantje te vinden op aangevoerd duinzand.

Dit viooltje groeit het best op plaatsen waar nog enige verstuiving plaatsvindt.

Na het rijpen springen de eenhokkige vruchten open waardoor de zaden worden weggeslingerd.

De zaden bevatten een oliehoudend aanhangsel (mierenbroodje) dat mieren aantrekt. De mieren dragen zo in een belangrijke mate bij aan de verspreiding van de plant.

De Gouden Slakkenhuisbij Osmia aurulenta foerageert graag op deze plant.

Het Duinviooltje is ook een belangrijke waardplant voor de zeer zeldzame Kleine Parelmoervlinder Issoria lathonia.

De Duinparelmoervlinder Fabriciana niobe verdween in Vlaanderen vermoedelijk sinds 1977. In Nederland is het een zeldzame soort. Het is een soort van stuifzandgebieden, vochtige duinvalleien en heischrale graslanden. De waardplanten zijn naast Duinviooltje ook Driekleurig Viooltje Viola tricolor. De voornaamste oorzaak van het verdwijnen van deze vlinder in Vlaanderen is het verruigen en dichtgroeien van schrale graslanden in de duinen door het wegvallen van beheer.

De Grote Parelmoervlinder Speyeria aglaja is een typische dagvlinder van duinen. Deze is echter uit Vlaanderen verdwenen. Ook voor deze vlinder was het Duinviooltje een belangrijke waardplant. In het leefgebied moeten er niet alleen voldoende viooltjes aanwezig zijn. Deze planten moeten ook in een structuurrijke vegetatie staan, waarin de rupsen schuilgelegenheid vinden. Er moeten ook, binnen een afstand van 500 meter voldoende nectarbronnen (zoals distels) voorhanden zijn. De zaden van het Duinviooltje worden voor een belangrijk deel verspreid door mieren. Mierennesten zouden dus ook moeten worden afgeschermd. De vlinder zoekt nectar in de ruigere delen van het leefgebied.