Geel Schorpioenmos
Hamatocaulis vernicosus
Het Geel Schorpioenmos
Hamatocaulis vernicosus
is een bladmos, dat voorkomt in bronveentjes, hoog- en laagveen waar kwel optreedt.
Naast de kwantiteit is ook de kwaliteit van het water van groot belang. Het lijkt erop dat Geel Schorpioenmos vooral op plekken groeit waar een menging plaatsvindt van regenwater met oppervlaktewater. Behalve de hydrologie lijkt ook het licht een belangrijke factor te zijn. Deze soort wordt vooral aangetroffen in open, ijle, vegetaties. In dichtere vegetaties, waar bijvoorbeeld veel gras groeit, komt de soort niet of nauwelijks voor.
Het is een relatief slank mos met sterk sikkelvormige bladen. De kleur is groen of goudgeel tot bruin. De stengel wordt tot 15 cm lang.
Dit mos is ook te vinden in stikstofarme en natte blauwgraslanden en in voedselarme dotterbloemgraslanden.
De soort vermeerdert zich alleen vegetatief en traag (ongeveer 3 cm per jaar) met behulp van losbrekende takjes en blijft dus lang op dezelfde plaats. Het koloniseert zelden nieuwe groeiplaatsen.
De voornaamste bedreigingen voor dit plantje zijn verdroging, vermesting en verzuring.
De beperkte verspreiding maakt dit mos zeer gevoelig voor klimatologische of hydrologische extremen.
Een geschikt beheer voor deze soort bestaat erin om schoon water in het leefgebied te laten zodat de waterstand jaarrond zich ongeveer op maaiveldhoogte bevindt. Dit ingelaten water kan zich doorheen het gebied via smalle sloten verspreiden. In de percelen ontstaat dan een hydrologische gradiënt van oppervlaktewater dicht bij de sloten tot puur regenwater midden in de percelen.
Geel Schorpioenmos is afhankelijk van een mix van deze watertypen en is halverwege deze gradiënt te vinden.
Eens per jaar (ongeveer eind augustus) kan de schrale graslandvegetatie worden gemaaid. Om het maaien mogelijk te maken, wordt het waterpeil in de weken vóór het maaien verlaagt. Het maaien en het afvoeren van het hooi wordt zorgvuldig uitgevoerd met materieel dat nauwelijks inspoort. Zodra deze werkzaamheden klaar zijn wordt de waterstand weer opgezet. In totaal staat het gebied drie tot zes weken droog, afhankelijk van het weer.
Veranderingen in het beheer van het gebied kan betekenen dat het gebied voor de soort reeds snel minder aantrekkelijk wordt.
MENU
HOME
OVER DEZE SITE
NUTTIGE LINKS
ZOEK
DOSSIERS
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z