Gele Kwikstaart

Motacilla flava






De Gele Kwikstaart Motacilla flava meet tot 17 cm en komt van april tot september in Vlaanderen voor. Hij heeft een olijfgroene rug, een gele buikzijde en een lange staart. De kop is geel met een groenachtige kruin. Deze vogel heeft nooit een zwarte keel. De jongen zijn bruinachtig grijs met een zwarte keel.

Hij vangt vliegend insecten die zich dan meestal boven een wateroppervlak bevinden. De vogel komt vooral voor in natte hooilanden, moerassen, graanakkers en weilanden, vaak in de buurt van vee (insecten).  

Het nest wordt op de grond gebouwd in een kuiltje dat wordt bedekt met gras, stengels en worteldelen en verder bekleed met haar of wol. Van mei tot juli legt het vrouwtje 5 of 6 eitjes, die zij alleen bebroedt. Het mannetje helpt bij het voederen. De vogel broedt 2 keer per jaar. De jongen vliegen na 10 tot 13 dagen uit.  

Deze vogel overwintert in tropisch Afrika en Azië. Hij trekt in voor- en najaar door en weg.  
De populaties zijn de laatste decennia achteruitgegaan door de intensieve landbouw, verdroging, gebruik van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen en het verdwijnen van ruige bermen en hoekjes.

Deze vogel geeft de voorkeur aan open landschappen en is blijkbaar gebonden aan wintertarwe en minder aan suikerbieten, erwten en maïs.
De soort is dus gevoelig voor verandering van de leefgebieden en van teelten op akkers.

In natuurgebieden met natuurontwikkelingsprojecten zal de soort eerst toenemen, maar reeds snel weer afnemen door de vegetatiesuccessie en te intensieve begrazing.

De ontwatering en het steeds vroeger maaien van drassige weiden werkt de achteruitgang in de hand. 
Door moderne landbouwtechnieken treedt vaak bodemerosie op. De bodem verarmt en wordt samengedrukt wat een directe invloed heeft op het voedselaanbod van deze insecteneter, vooral in het tweede deel van het broedseizoen wanneer de nestjongen moeten worden gevoed.