Gewone Garnaal

Crangon crangon






De Gewone Garnaal Crangon crangon bewoont kustwateren tot een diepte van 10 tot 50 m en komt vaak in zeer grote groepen voor. In de zomer trekken garnalen stroomopwaarts en houden ze zich op in brak water en riviermondingen.
De Gewone Garnaal heeft een langgestrekt lichaam.

Het mannetje meet 4,5 cm; het vrouwtje tot 8,5 cm.  Aan het achterlijf heeft deze soort waaiervormige zwemvlakken. De kleur varieert van grijsgeel, geel, groenachtig tot bijna zwart, en dit naargelang de achtergrond van het leefgebied. Op de rug is hij wel meestal donkerbruin. De buitenste antennen zijn lang; de binnenste antennen zijn korter.

Tussen de ogen bevindt zich een korte stekel. Aan de voorste poten zitten er zware scharen.
De soort leeft overdag ingegraven in het zand.

De Gewone Garnaal voedt zich ’s nachts met algen en allerlei kleine diertjes zoals wormen, slakken, vlokreeftjes en organisch afval.

Hij loopt vaak met de achterste 2 poten over de zandbodem van de zee en zoekt deze af naar voedsel. Het lange derde paar poten gebruikt hij om zaken die hij tegenkomt te inspecteren op eetbaarheid.

Het vrouwtje legt eitjes van april tot juni en nog een tweede keer in oktober en november.  
Deze soort wordt door boomkorvissers gevangen voor voedsel, visaas of voor de verwerking tot “vismeel".