Gewone Slobkousbij

Macropis europaea






De Gewone Slobkousbij Macropis europaea is een vrij algemene solitaire bij die voorkomt op vochtige terreinen en langs oevers van waterlopen, op de plaatsen waar de waardplanten voorkomen, soms tot in het stedelijke gebied. Deze soort is namelijk sterk gespecialiseerd op de plant Grote Wederik Lysimachia vulgaris, de Moeraswederik Lysimachia thyrsiflora en ook de tuinplant Puntwederik Lysimachia punctata. Deze plant levert stuifmeel en olie, geen nectar. De Wederik-soorten vormen via kliertjes olie. De vrouwtjes verzamelen de olie en het stuifmeel als voedsel voor de bijenlarven.
In de vlucht wordt de olie en het stuifmeel vermengd tot wasachtige klompjes en overgeheveld vanaf de borst naar korfjes aan de achterpoten, vandaar de naam “slobkousbij”.

Het vrouwtje is overwegend zwart gekleurd. De bij heeft opvallende witte en zwarte verzamelborstels aan de achterpoten. Het is een zwarte, glanzende bij met smalle, witte haarbandjes op de zijkanten van tergieten 3 en 4.
Het mannetje heeft een geel gevlekt gezicht en een zwart gekleurde lip. Het heeft maximaal een kleine gele vlek aan de kaakbasis. Ook het mannetje heeft smalle, witte haarbandjes op de zijkant van tergieten 3 en 4. De achterpoten zijn sterk gezwollen.

De bij heeft opvallende witte en zwarte verzamelborstels aan de achterpoten. Het is een zwarte, glanzende bij met haarbandjes op de laatste achterlijfssegmenten. Het mannetje heeft een geel gevlekt gezicht en een zwart gekleurde lip. Het heeft maximaal een kleine gele vlek aan de kaakbasis.

Deze soort kan worden gezien van half juni tot begin september. Deze bij meet 8 tot 9 mm en vliegt in één generatie.  
De mannetjes bezoeken de Wederik-planten alleen om er vrouwtjes te ontmoeten. De nectar wordt gehaald bij planten als Grote Kattenstaart Lythrum salicaria, Gewone Berenklauw Heracleum sphondylium, Gewone Engelwortel Angelica sylvestris, Sporkehout Rhamnus frangula, Groot Streepzaad Crepis biennis, Klein Streepzaad Crepis capillaris, Meisjesogen Coreopsis verticillata, Purperklokje Heuchera micrantha, Zeeuws Knoopje Astrantia major,  Scherpe Boterbloem Ranunculus acris, Grote Kaardenbol Dipsacus fullonum , Akkerdistel Cirsium arvense, Koninginnekruid Eupatorium cannabinum of Kale Jonker Cirsium palustre.

Met deze nectar wordt de stuifmeelvoorraad bevochtigd.  De nectar wordt ook aangewend voor de eigen energiebehoefte. Er wordt geen honing gemaakt van de nectar.

Het vrouwtje graaft in vochtige grond een nest. De ingang van het nest zit meestal verstopt tussen gras of mos. Het nest bestaat uit een gang met 2 tot 8 schuin aangezette, gesloten broedcellen. De wanden zijn bekleed met een waterafstotende laag, vermoedelijk Wederik-olie.

In het nest wordt op elk stuifmeel-olie-klompje een eitje gelegd. De larven voeden zich met de stuifmeelvoorraad. Ze spinnen reeds na een tweetal weken een cocon, verpoppen zich, overwinteren en komen uit in de volgende zomer.
Verdroging veroorzaakt door waterpeilverlaging in de landbouw zorgde voor een afname van de groeiplaatsen van de Grote Wederik en dus ook voor een afname van deze bijensoort. Ook het maaien van de plant heeft een negatief effect op de Gewone Slobkousbij.

Het is een gastheerbij voor de Bonte Viltbij Epeoloides coecutiens (koekoeksbij).