Gladde Slang

Coronella austriaca







De Gladde Slang Coronella austriaca is zo’n 60 cm lang en heeft een zwarte streep op de kop, die van de hals, over het oog tot aan het neusgat loopt. Het is een rolronde, kleine slang met een nauwelijks afgescheiden kop en kleine ogen. De kleur en de tekening variëren van grijs tot rossig bruin met een patroon van donkere vlekken of strepen. De buik is min of meer roodachtig grijs of zelfs zwart. De ogen hebben ronde pupillen.

Deze slang komt voor in heidevelden, oude steengroeven, droge vegetaties, open bosplekken, kapvlakten en venen.
Deze soort houdt van variatie in het landschap en van rustige gebieden van enkele tientallen hectare groot. Ook overgangen van dichte naar open vegetatie, van vochtig naar droog gebied en van hoog naar laag gebied (hellingen) genieten een voorkeur. De Gladde Slang houdt van droge, hoger gelegen heidegebieden gekenmerkt door een struikheivegetatie. 

Dood hout of dood plantenmateriaal en een  vrij losse bodem in het leefgebied zorgen voor schuilgelegenheid.
Men kan deze slang ook aantreffen langs lijnvormige structuren zoals bosranden, oude spoorwegtaluds, landduinen en wegranden, met een gevarieerd microklimaat.

Het voedsel bestaat uit hagedissen, Hazelwormen Anguis fragilis, jonge Adders Vipera berus, muizen, kikkers en jonge Konijnen Oryctolagus cuniculus en misschien ook jonge vogels. Het grootste deel van het menu bestaat uit muizen en hun nestjongen, die ze vinden op de reuk. Jonge dieren eten vooral hagedissen. De Gladde Slang is voor de mens totaal ongevaarlijk. Het is een wurgslang, maar de kracht is slechts genoeg om de kleine prooidieren te doden.
De Gladde Slang is van april tot augustus actief en dit vooral bij regenachtig weer; vanaf oktober tot eind maart houdt de soort een winterslaap.

De soort overwintert in een zogenaamde winterbiotoop. De paring vindt plaats vanaf half april tot half mei.
Tijdens de lentetrek van half april tot eind mei verplaatsen vooral de vrouwtjes zich over enkele honderden meters naar de zomerbiotoop.

Vrouwtjes zijn vooral in juli en augustus zonnend aan te treffen en liggen vaak in kleine groepjes bijeen.   
Deze slang is eierlevendbarend; de eieren worden in het lichaam bevrucht en in het lichaam ook uitgebroed. Het vrouwtje moet veel zonnen voor de ontwikkeling van de jongen. Het vrouwtje werpt 6 tot 15 jongen die bij hun geboorte onmiddellijk uit het eivlies breken en 14 tot 20 cm lang zijn. De meeste jongen worden tussen half augustus en half september geboren in het zomerbiotoop.

Alhoewel de slang overdag actief is, leidt ze toch een verborgen levenswijze. Ze houdt zich op onder losse bodemplaggen, graspollen en boomstronken.  

Vanaf midden september tot midden oktober vindt de herfsttrek plaats naar de winterbiotopen, die relatief hoog en droog gelegen zijn.

De overleving van de Gladde Slang vereist de aanwezigheid van goede winter- en zomerhabitats en van geschikte migratieroutes tussen de deelbiotopen.

In een zacht najaar blijft deze slang langer actief.

Deze slang is niet giftig. De beet is niet gevaarlijk, maar deze slang lost niet makkelijk.

Een gebrek aan rust en aan variatie hebben de aantallen doen verminderen. Ook de prooidieren zoals hagedissen zijn in aantal verminderd.

Door recreatiedruk is deze soort sterk achteruitgegaan. Verbossing van de heide, versnippering, vermesting en vergrassing zijn andere bedreigingen. We merken ook op dat de begrazing in natuurgebieden een korte, structuurloze vegetatie oplevert, die eigenlijk ongeschikt is voor reptielen. Verstoring door mountainbikers en loslopende honden moet in de leefgebieden van deze slag zoveel als mogelijk worden vermeden. Plaggen, branden en maaien van de vegetatie kan dodelijk zijn voor deze dieren. In de maanden augustus en september zijn deze slangen het meest gevoelig; de dieren liggen dan in de vegetatie. De Gladde Slang is nogal traag en daardoor kwetsbaar voor haar natuurlijke vijanden.
Deze slang bevindt zich gedurende de activiteitsperiode in vrij kleine territoria, waarbinnen het dier vaak op slechts enkele plekken een langere periode verblijft.

Een adulte slang waagt zich zelden aan de oversteek van een weg. Juveniele dieren doen dit wel regelmatig.
De slang warmt zich niet steeds op zichtbare plaatsen op en blijft vaak verborgen voor wandelaars.