Grindwolfspin

Arctosa cinerea







De Grindwolfspin Arctosa cinerea is een spin die voorkomt op kale, zandige of kiezelige oevers van rivieren en meren, in een met spinsel bekleed hol onder stenen, waar het dier langdurige overstroming verdraagt. De spin kan het hol namelijk dichtspinnen wanneer het dreigt te overstromen.

De spin wordt vaak aangetroffen op de vegetatieloze overstromingsplaatsen.

Verder kan men deze spin ook aantreffen in grind- en zandgroeven.

Het mannetje heeft een lichaamslengte van 12 tot 14 mm; het vrouwtje meet 14 tot 17 mm. Het is één van de grootste Europese wolfspinnen. Deze soort vertoont sterk contrasterende grijsbruine of geelgrijze vlekken. Het contrast is het grootst bij de mannetjes. Door de kleurtekening is de spin goed gecamoufleerd wanneer ze stil zit op een ondergrond van zand of kiezel.

De spin is actief van maart tot november. Het dier leeft in een buisvormig spinsel dat ze verlaat om te gaan jagen of om een partner te vinden. De spinsels zijn begraven in de zandige ondergrond, bijna altijd onder grote stenen of stukken hout. De uitgang is gericht naar de kant van het water. Daar kan men de spin vinden binnen de strook van 0,5 tot 1,5 m van het water.

Het voedsel van deze spin bestaat uit sprinkhanen, bodembewonende kevers, vliegenlarven of andere spinnen.
De vrouwtjes verzorgen de jongen van juni tot augustus. Ze bewaken de eicocon. De jongen komen uit tussen augustus en oktober. Ze overwinteren en in de late zomer van het daaropvolgende jaar worden ze volwassen. Dan overwinteren de jongen nog een keer en pas dan gaan ze zelf tot de paring over. Er zijn dus overlappende generaties.

De overwintering gebeurt verder van het water, op een afstand van 10 tot 20 meter, ver genoeg om niet in het overstromingsgebied te moeten overwinteren.  

Veel leefgebieden zijn reeds verloren gegaan door watervervuiling, oeverversteviging of reguleringswerken.