Grote Modderkruiper

Misgurnus fossilis








De Grote Modderkruiper Misgurnus fossilis is een vis met een lengte van 30 tot 50 cm en een langgerekt, rolrond lichaam met donkere strepen.

Rond de bek heeft hij 5 paar baarddraden rond zijn eindstandige bek. Het is een solitair levende vis, die in poldersloten, ondiepe modderige vijvers met veel plantengroei kan voorkomen. Hij kan met zijn darm zuurstof uit de lucht opnemen, zodat hij ook in zuurstofarme wateren kan overleven. Hij leeft meestal goed verborgen in het slib. Door zich in te graven in de modder kan hij zelfs droge perioden in een soort rusttoestand (minimalisatie van alle lichaamsfuncties) overleven. Deze vis heeft namelijk een dikke slijmlaag die extra bescherming biedt bij droogte. Deze vis is in staat om luchtdrukveranderingen waar te nemen en vooral bij naderend onweer komt hij naar het oppervlak om lucht te happen.
In de winter graaft deze vis zich in de modder in. Dankzij een aangepaste ademhaling via de huid en de darmen kan hij maandenlang ingegraven overleven. Zijn lichaamsfuncties draaien van november tot maart op halve kracht.
Zijn voedsel bestaat uit borstelwormen, insectenlarven, slakken en kreeftachtigen. Ook viskuit en zelfs hun eigen broed zouden ze opeten. Jonge dieren leven van micro-organismen.

Deze vis is ’s nachts actief. Overdag bevindt hij zich in de bodemlaag. Hij wordt graag gegeten door de Purperreiger Ardea purpurea. Soms jagen vissoorten als de Baars Perca fluviatilis op het broed van deze soort.

De paaitijd valt in mei. De jongen hebben draadvormige uitwendige kieuwen, die vrij spoedig vergroeien.

Waterverontreiniging vormt een grote bedreiging. Het verdwijnen van moerassen, overstromingsgebieden en dode rivierarmen heeft voor een grote afname van de populaties gezorgd. Herintroductie kan worden overwogen als aan de ecologische eisen is voldaan. Ondanks zijn aanpassingen om in extreme omstandigheden te overleven is deze vissoort in heel Europa bedreigd door waterverontreiniging en het ontbreken van geschikte habitats in stilstaand water.

Kenmerkend voor de wateren waarin de Grote Modderkruiper voorkomt, is het lage voorkomen van andere vissoorten. Deze vis wordt dan ook soms gevonden in zure vennen, waar de concurrentie met andere vissoorten laag is. De Grote Modderkruiper is ook zeer gevoelig voor predatie door andere vissoorten. 

Een herstel van ondiepe sloten, het graven van poelen, het verbinden van sloten, mits nog wat isolatie zijn geschikte maatregelen. Van belang zijn ook de verlandingsvegetaties in overstromingsgebieden rond rivieren en beken van belang.
Deze vis kan overleven dankzij darm- en huidademhaling. Ook in vegetatierijke wateren met bijvoorbeeld Liesgras Glyceria maxima waar de zuurstofvraag hoog is, kan deze vis goed gedijen. In deze wateren blijft de vis wendbaar.
Het waterpeil moet tot ver in het voorjaar (juni) ondiep blijven. De larven groeien immers beter in snel opwarmend water. In de zomer mag de plek droogvallen. De vis beschikt immers over een slijmlaag op de huid en een aangepaste ademhaling.

In zure wateren zoals in ijzerrijke kwelgrachten is de Grote Modderkruiper zelfs bevoordeligd. IJzer slaat immers neer op de kieuwen van andere vissen, zodat ze deze wateren zullen mijden.