Grote Oorworm

Labidura riparia








De Grote Oorworm Labidura riparia heeft een lengte tot 26 cm.

Hij is geel gekleurd met nog een zeer variabele, donkere tekening. De tangen lopen zowel bij het mannetje als het vrouwtje recht.

De tangen van het mannetje hebben aan de binnenkant een tand.

Deze oorworm komt voor aan de kust en in rivierduinen, in fijn zand.

Deze soort leeft in gangen in de grond, die hij zelf graaft door zand naar buiten te schuiven.

De holletjes bevinden zich vaak onder stenen of boomstammen.
Mannetjes nemen bij verstoring een dreighouding aan door het achterlijf naar boven en naar voren te krommen zodat de tangen goed zichtbaar worden.

Deze oorworm is overigens ongevaarlijk voor de mens.