Grote Vos

Nymphalis polychloros








De Grote Vos Nymphalis polychloros is een zeldzame aurelia die voorkomt in open bossen, parklandschappen, landwegen en boomgaarden.

De vlinder is aan de bovenkant roodbruin tot geelbruin en aan de onderkant donkerbruin getekend.
Hij heeft een spanwijdte van 55 mm en is daarmee groter dan de Kleine Vos Aglais urticae (spanwijdte tot 50 mm).
Hij heeft geen witte vlekken op de vleugels zoals de Kleine Vos.

Deze vlinder wordt als zwerver in heel Vlaanderen waargenomen, maar de aantallen zijn de laatste decennia sterk afgenomen.

Hij vliegt in één generatie van juni tot mei van het daaropvolgende jaar. De eitjes worden groepsgewijs afgezet, vooral op Iep-soorten Ulmus species, maar ook op Wilg-soorten Salix species, Populier-soorten Populus species en fruitbomen van het geslacht Prunus. De rupsen zijn van april tot in juni te vinden. De verpopping gebeurt in de zomer. Deze nieuwe generatie vlinders zoeken reeds snel een overwinteringsplek op en komt pas in het volgende voorjaar tevoorschijn.
In maart en april wordt de vlinder regelmatig opgemerkt op boomstammen. Hij wordt ook drinkend op de eerste wilgenbloesems gezien.

De Iepziekte heeft sedert de tweede helft van vorige eeuw de populaties doen decimeren. Nu leven de rupsen vooral op de andere waardbomen. Zieke Iepen zouden stelselmatig moeten vervangen worden door resistente exemplaren.  
Grote vrijstaande Iepen oefenen een grote aantrekkingskracht uit op deze vlinder.

De donkergrijze rupsen leven in groep in zelfgesponnen webben. Vóór de verpopping zoekt elke rups een afzonderlijke plaats. Vaak wordt ze geparasiteerd door de sluipwesp Psycophagus omnivorus.  De volwassen vlinder overwintert. Hij heeft dus geschikte plaatsen, zoals houtstapels of takkenbossen nodig als schuilplaats om te overwinteren. Na de winterrust verdedigen de mannetjes een territorium. De vlinders foerageren op bomen voor de boomsappen en op bloeiende wilgen voor de nectar.

Het bosbeheer moet gericht zijn op het ontwikkelen van meer structuur, het creëren van open plekken en het maken van beschutte inhammen in bosranden. Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in boomgaarden is nefast voor de rupsen.