Heivlinder
Hipparchia semele
De Heivlinder
Hipparchia semele
is een vlinder die voorkomt op droge heide, heischrale graslanden, stuifzandgebieden, duinen en stenige hellingen. Zijn vleugelspanning bedraagt 5 cm.
De mannetjes zijn overwegend bruin, de vrouwtjes zijn bontgekleurd met oranjegele vlekken. De voorvleugels hebben twee oogvlekken; de achtervleugels slechts één oogvlek. De onderkant van de achtervleugel vertoont een camouflagetekening. De vleugels worden in rust altijd gesloten. De vlinder houdt de vleugels zo dat ze geen schaduw werpen.
De vlinder vliegt in één generatie van midden juli tot eind september. Hij voedt zich met boomsappen. De vlinder kan ook worden gezien op Koninginnekruid
Eupatorium cannabinum,
Akkerdistel
Cirsium arvense,
Braam
Rubus fruticosus
in het binnenland en op Blauwe Zeedistel
Eryngium maritimum
en Lamsoor
Limonium vulgare
aan de kust.
De vrouwtjes zetten de eitjes af op droge delen van de waardplanten Schapengras
Festuca species
op de heide, Helm
Ammophila arenaria
aan de kust en andere grassoorten elders. Ze kiezen vooral graspollen die omgeven zijn door naakte bodem en zetten de eitjes dicht bij de grond af. De rupsen overwinteren op of in de grond. Ze verpoppen in een holte in de grond waarin ze een zijden spinsel maken.
Enerzijds is de soort kwetsbaar door de aantasting van de heidegebieden en de verbossing –vooral met naaldhout- van stuifduinen, anderzijds profiteert de vlinder mogelijks enigszins van de vergrassing van de heide, doordat de rups grassen als waardplant heeft.
In heidegebieden kent men ook een uitbreiding van het Grijs Kronkelsteeltje
Campylopus introflexus
. Deze mossoort vormt harde plakkaten die woekeren in de geschikte biotoop.
Een verruiging van duinen als gevolg van een gebrekkig beheer is nadelig voor de soort. In de duinen moet de oppervlakte stuivend zand, open duin en schraal duingrasland behouden blijven. Een afname ervan leidt tot een achteruitgang van deze vlinder. Vanuit de duinen gaat de Heivlinder op zoek naar nectar in de omgeving. Bloeiende Lamsoor
Limonium vulgare
in schorregebieden blijkt een grote aantrekkingskracht uit te oefenen op de Heivlinder.
Positieve beheersmaatregelen voor deze soort zijn het omvormen van naaldhoutbossen naar heide, het creëren van open plekken in bossen, het open maken van beboste landduinen en het onderling verbinden van geschikte leefgebieden.
Ook een voldoende nectaraanbod tijdens de maanden juli en augustus is belangrijk voor de Heivlinder. Extensieve begrazing is hiervoor de meest geschikte beheersmaatregel, ook in duinen. Waar dit niet mogelijk is, kan hier en daar kleinschalig geplagd of gefaseerd gemaaid worden om de heide in een vrij vroeg successiestadium te houden.
Op warme dagen zoekt de Heivlinder vaak beschutting op in bosranden of struwelen.
Een gewenste vegetatie bestaat uit een mozaïek van kale plaatsen met verspreid staande graspollen, een lage vegetatie, enkele bomen en voldoende nectarplanten.
MENU
HOME
OVER DEZE SITE
NUTTIGE LINKS
ZOEK
DOSSIERS
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z