Jeneverbes

Juniperus communis





De Jeneverbes Juniperus communis is zeldzaam en wordt nog zeldzamer. Het is een zuilvormige naaldboom van heiden, droge bossen en droog kreupelhout, op een zeer voedselarme, droge, stenige of zandige bodem. Hij groeit vooral op kalkgraslanden en stuifzanden. Hij heeft lichte open plekken nodig.

Het is een boom die tot zes meter hoog kan groeien. De boom draagt in april en mei ofwel mannelijke bloemen ofwel vrouwelijke (tweehuizige plant). Uit de groene vrouwelijke bloemen ontstaan er blauwe (kegel-)bessen. Het zijn eigenlijk kegels met drie tot vijf vergroeide, vlezige schubben. Deze bessen zijn eerst groen;  pas in het derde jaar zijn ze rijp en dan blauw gekleurd. Deze boom heeft scherpe, leerachtige naalden, die hem beschermen tegen diervraat.  
De Jeneverbes gedijt eigenlijk overal, maar werd verdrongen naar hoofdzakelijk natuurgebieden. Hij wordt begunstigd door een extensieve beweiding van de groeiplaatsen.

De kiemplantjes groeien het gemakkelijkst op in de schaduw van graspollen, heide of de moederstruik. In de volle zone verdorren ze snel. Het volledig uitdrogen van de bodem is nefast voor de jonge kiemplantjes. Een regelmatige betreding rond de moederstruik helpt om de bessen in de bodem te werken. De bodem moet anderzijds wel voldoende los zijn aan de oppervlakte.

Deze boom wordt ook aangeplant in parken en tuinen, maar verwildert niet snel.

Veel van deze naaldbomen zijn reeds door brand, stormschade, vermesting en bosvorming verdwenen. In donkere bossen moet deze soort het onderspit delven. Jonge kiemplantjes hebben open grond nodig. In veel vergraste heidevelden is deze open grond schaars geworden. Pas 3 jaar na de bestuiving ontstaan bessen.

Vogels als de Grauwe Klauwier Lanius collurio schuilen graag in deze boom.

Vermesting zorgt ervoor dat soorten als Braam Rubus fruticosus en Pijpenstrootje Molinia caerulea overheersen en beletten dat jonge kiemplantjes van de Jeneverbes groeien.

De Jeneverbes is een gastheer voor de zwam Perenroest Gymnosporangium sabinae, waarvan de sporen zich op de naaldboom tot wintersporen kunnen ontwikkelen.

Op de Jeneverbes zijn ook soms de oranje, gelatineuze, zuilvormige, tot 1 cm lange  vruchtlichamen van de Meidoorn-Jeneverbesroest Gymnosporangium clavariiforme in groepjes te vinden. De sporen van deze zwam kunnen ook de bladeren van Meidoorn-soorten Crataegus species en Wilde Lijsterbes Sorbus aucuparia infecteren. 

De Peer-Jeneverbesroest Gymnosporangium sabinae manifesteert zich in de vroege lente als oranje geleiklonten op de Jeneverbes en vooral oop op de gekweekte, platgroeiende Jeneverbes-struiken Juniperus sabina.

De klonten zijn erg opvallend. Ze verdrogen snel en verdwijnen binnen enkele dagen. Deze roest overwintert in opvallend verdikte takken van de Jeneverbes. Samen met het uitlopen van de bladeren van de Gekweekte Peer Pyrus communis en Wilde Peer Pyrus communis subspecies pyraster verschijnt de roest want het tweede deel van zijn levenscyclus gebeurt op deze bomen. De sporen die vrijkomen uit de vruchtlichamen op de Jeneverbes, de zogenaamde teliosporen, besmetten de jonge, tere bladeren van de perenbomen. In deze fase worden er bijzonder veel sporen gevormd, die zeer veel perenbladeren kunnen aantasten.

De schade is niet direct zichtbaar, maar als de bladeren geïnfecteerd zijn, worden duidelijke rode stippen zichtbaar. Voor een besmetting moeten er binnen een straal van 500 m rond de perenbomen besmette Jeneverbessen staan. Aan het einde van de zomer verschijnen aan de onderkant van het perenblad pukkels die een ander soort sporen produceren, namelijk de zogenaamde aeciasporen. De perenbomen sterven door de aantasting niet af, maar verzwakken wel. De Jeneverbes gaat er wel uiteindelijk volledig aan ten onder. Behalve op de Jeneverbes kunnen de wintersporen zich ook ontwikkelen op de Zevenboom Juniperus sabina. Deze laatste boom wordt vooral in het stedelijk gebied aangeplant.

Op de Jeneverbes zijn ook soms de oranje, gelatineuze, zuilvormige, tot 1 cm lange  vruchtlichamen van de Meidoorn-
Jeneverbesroest Gymnosporangium clavariiforme in groepjes te vinden. De sporen van deze zwam kunnen ook de bladeren van Meidoorn-soorten Crataegus species en Wilde Lijsterbes Sorbus aucuparia infecteren. 

De Jeneverbes is één van de waardplanten van de vlinders Dennenspanner Bupalus piniaria en Geveerde Spikkelspanner Peribatodes secundaria.

In gebieden met veel Jeneverbessen verouderen de struiken en treedt er weinig natuurlijke verjonging op. Aanplant van jonge struikjes op open plaatsen zal daarom noodzakelijk zijn om deze soort te behouden.

De Jeneverbesdwergspanner Eupithecia pusillata is een vlinder die behoort tot de spanners. Het is een zeldzame soort van struwelen, heiden, graslanden, parken en ook soms tuinen waar de waardplant voor de rupsen Jeneverbes voorkomt. De vliegtijd duurt van half juni tot eind september.