Kleigroefbij

Lasioglossum pauxillum





De Kleigroefbij Lasioglossum pauxillum komt voor op graslanden en kleigronden langs de grote rivieren.
Deze bij meet 5 tot 7 mm en vliegt van maart tot en met oktober. De mannetjes vliegen vanaf juli.

Het vrouwtje is zwart. De achterlijfssegmenten hebben lichte, doorschijnende achterranden en zijn vaak wat ingedrukt. Zijdelings is het achterlijf voorzien van enkele kleine haarvlekjes. De achterranden van tergieten 2 tot 4 zijn licht doorschijnend.

Het mannetje is heel slank en heeft lange antennes die aan de onderkant licht okerkleurig zijn.
  

Het is een eusociale soort. Soms wordt één nest gebouwd door verschillende vrouwtjes. Eén van de vrouwtjes fungeert als koningin; de andere worden hulpbijen (werksters).

Het nest wordt in de grond gemaakt: op löss-gronden, in lemige zandwandjes of ook wel op kleistrandjes langs rivieren. De soort is gebonden aan de aanwezigheid van klei of leem.

Boven op de nestingang wordt een schoorsteentje gebouwd.

De eerstgeboren eitjes groeien uit tot werksters die kleiner zijn van gestalte. Zij bewaken het nest en verzamelen voedsel. De eieren die in de zomer worden gelegd leveren mannetjes en vrouwtjes. Soms overwinteren verschillende vrouwtjes in het geboortenest.

De bij bezoekt verschillende bloemen zoals Meidoorn-soorten Crataegus species, Madeliefje Bellis perennis, Gewone Paardenbloem Taraxacum officinale en Streepzaadsoorten Crepis species.

Deze bij is waarschijnlijk een gastheerbij voor de Brede Dwergbloedbij Sphecodes crassus en Roestbruine Bloedbij Sphecodes ferruginatus (koekoeksbijen).