Kleine Wintervlinder
Operophtera brumata
De Kleine Wintervlinder
Operophtera brumata
behoort tot de spanners.
Het mannetje heeft een vleugelspanning tot 28 mm. Het vrouwtje is merkbaar kleiner, tot 8 mm en heeft sterk gereduceerde vleugels. De vleugels van het mannetje zijn lichtbruin en hebben vage dwarsbanden. Het vrouwtje is donkergrijs van kleur.
Deze nachtvlinder bewoont allerlei gebieden met voldoende bomen of struiken, ook in stedelijke omgeving.
Deze vlinder vliegt pas van oktober tot december. Bij zachte winters vliegt hij soms tot in januari.
Het mannetje vliegt tijdens de avondschemering na de eerste nachtvorsten in het begin van de winter.
Het mannetje wordt sterk aangetrokken door licht bijvoorbeeld van straatlantaarns of verlichte ramen. Het vrouwtje houdt zich op tegen boomschors, maar kan sporadisch ook op straatlantaarns worden gevonden.
Het mannetje wacht met gesloten vleugels op een boomstam. Het vrouwtje verlaat de pop in de strooisellaag en klimt langs de boomstam naar boven en paart er met het wachtende mannetje.
Tijdens de paring neemt een mannetje het vrouwtje soms mee op de vlucht. Na de bevruchting zet het vrouwtje de eitjes in de boomkruinen van de waardplanten af.
De mannetjes zitten soms met tientallen op een boomstam te wachten op een vrouwtje.
De soort overwintert als ei op een twijg of in een bastspleet dicht bij een bladknop.
De groene rupsen hebben een donkere rugstreep. Ze kunnen soms schadelijk zijn in fruitboomgaarden of op Eik-soorten
Quercus species
.
De waardplanten van de rupsen zijn allerlei loofbomen en struiken, zoals Hazelaar
Corylus avellana
, Appel
Malus domestica
, Zomereik
Quercus robur
, Wilde Appel
Malus sylvestris
, Sleedoorn
Prunus spinosa
, Winterlinde
Tilia cordata
en Boswilg
Salix caprea
.
De rupsen van de Hyena
Cosmia trapezina
(nachtvlinder) vallen andere rupsen aan en voeden zich ermee, ook deze van de eigen soort en bij een voldoende voedselaanbod geven ze de voorkeur aan de rupsen van de Kleine Wintervlinder.
Deze rupsen vormen in het voorjaar ook een belangrijke voedselbron voor vogels als de Koolmees
Parus major
en de Bonte Vliegenvanger
Ficedula hypoleuca
.
De rupsen, die voorkomen van april tot juni, laten zich aan een zijden draad op de grond zakken, waarna ze zich in een stevige cocon verpoppen.
MENU
HOME
OVER DEZE SITE
NUTTIGE LINKS
ZOEK
DOSSIERS
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z