Kleine landschapselementen




Kleine landschapselementen (KLE’s) zijn lijn- of puntvormige elementen met inbegrip van de bijhorende vegetaties waarvan het uitzicht, de structuur of de aard al dan niet resultaat zijn van menselijk handelen, en die deel uitmaken van de natuur zoals bermen, bomen, bronnen, dijken, graften, houtkanten, hagen, holle wegen, hoogstamboomgaarden, perceelsranden,  begroeiingen, sloten, struwelen, poelen, veedrinkpoelen en waterlopen.

Het zijn kleine (kleiner dan 5 ha) elementen in het landschap met een natuurwetenschappelijke, visuele en/of cultuurhistorische waarde. Elk voor zich zijn ze niet groot, maar gezamenlijk vormen ze toch een aanzienlijke oppervlakte met belangrijke landschappelijke en ecologische functies.

Een knotwilg is een typisch klein landschapselement. Als hij eenmaal geknot is, moet men dit zijn leven lang voortzetten, anders lopen de takken te ver uit en kan de boom scheuren, of valt hij om.

Een knotwilg is een levensgemeenschap op zich. Door het knotten wordt de top breed en grillig. Tussen de stompen verteren bladeren tot humus. Daar kiemen weer planten in, zoals bijvoorbeeld Wilde Lijsterbes Sorbus aucuparia. De humus steekt vol insecten, waar allerlei vogels op afkomen. De Steenuil Athene noctua en vleermuizen broeden in de holtes van de oude stammen.

Knotwilgen worden slechts 50 tot 60 jaar oud. Men moet dus bomen bijplanten om het landschap te behouden. Een afgezaagde tak van een knotwilg loopt gemakkelijk weer uit.

Nu zijn deze landschapselementen van groot belang voor de natuur; vroeger hadden ze vooral een duidelijke functie voor de mens. Een houtwal diende bijvoorbeeld als perceelsscheiding en leverde hout op. De opkomst van het (goedkope) prikkeldraad en modernere landbouw deden de functie van houtwallen teniet. Met hun functie verdween ook het behoud of het onderhoud ervan.

Landschappen met bijvoorbeeld oude boerenweggetjes, bloemrijke graanakkers, monumentale boerderijen, heideveldjes en stokoude bomen behoren tot ons erfgoed en dienen bewaard te worden, niet alleen ten behoeve van veel natuurwaarden, maar ook voor onze nakomelingen. Natuurbeheer en het behoud van cultuurhistorie gaan meestal heel goed samen.

Lijn- en puntvormige natuurelementen zijn belangrijke verbindingswegen (corridors) en stapstenen voor de natuur binnen een grotere geografische omschrijving van cultuurgronden.

Renen en overhoekjes leveren extra schuilplaatsen op voor dieren. Renen zijn verruigde stroken tussen percelen.
Overhoekjes worden soms aan de rand van percelen aangetroffen. Ze worden niet bewerkt zodat ruigtekruiden en Braam Rubus fruticosus er overheersen. Vroeger werden er door de boer afgedankte materialen achtergelaten, zoals verrotte weidepalen. Dergelijke zaken leverden dan weer extra schuilplaatsen op voor dieren.
Heggen, houtkanten en houtwallen zijn houtige kleine landschapselementen met een uitgesproken landschapsstructurele invloed.

Een heg is een lijnvormige aanplanting van houtige gewassen met compacte structuur, die door minimaal onderhoud in vorm wordt gehouden. Een dergelijk heg wordt in Vlaanderen meestal haag genoemd. Voorbeelden zijn beukenhagen of meidoornhagen, die altijd een strakke vorm hebben. Deze KLE’s komen enkel door aanplanten tot stand en worden door regelmatig onderhoud in vorm gehouden.

Een houtkant is elke strook grond, met inbegrip van taluds en beekoevers, die met bomen, struiken en kruiden begroeid is. Het beheer bestaat uit periodiek kappen of snoeien van de houtige gewassen tot aan de grond.
Door het natuurlijke opslagvermogen van bepaalde loofhoutsoorten worden dan op de stronk nieuwe loten gevormd. Dergelijke houtkanten worden in Nederland vaak als haag aangeduid. Deze vorm kan zowel door aanplant als door het spontaan optreden van soorten optreden.

Vaak vestigen zich tussen de aangeplante struiken ook andere houtgewassen zoals struiken en bomen. Periodiek afzetten voorkomt dat dergelijk houtkanten tot echte bomenrijen uitgroeien. Bovendien wordt de houtkant op die manier gesloten gehouden. Een echte vormsnoei is er niet, hetgeen bij echte hagen essentieel is.

Een houtwal is een houtkant die op een herkenbare wal - een verhoogd stuk grond- staat. Dergelijke houtwallen zijn eerder zeldzaam geworden. Sommige bewaard gebleven houtwallen kunnen eeuwenoud zijn, als ze op oude grenswallen ontstaan zijn.