Kopvoorn

Squalius cephalus




De Kopvoorn Squalius cephalus is een zeldzame vis, die behoort tot de familie van de karperachtigen.

Hij heeft een cilindrisch lichaam, donker gerande schubben, gele ogen en oranje getinte onderste vinnen. Deze vis verkiest snelstromende of stromende wateren met voldoende zuurstof. Het is een schoolvis die zich voedt met insectenlarven, kreeftachtigen, visjes, amfibieën en waterplanten. De voortplanting geschiedt van april tot juni en steeds in stromend water, wanneer de watertemperatuur tussen 15 en 18 °C ligt.

De mannetjes zijn na 2 à 3 jaar geslachtsrijp en de vrouwtjes na 4 jaar. De Kopvoorn paait meestal eenmaal per jaar.

De paaiplaatsen situeren zich bij voorkeur in ondiepe delen tussen grindbanken. De vrouwtjes leggen 40.000 tot 80.000 eitjes. Na 4 dagen komen de larven van 6 tot 8 mm uit. De eerste dagen leven deze larven van energiereserves in de dooierzak. Ze komen regelmatig naar het wateroppervlak om lucht te happen. Daarmee vullen ze hun zwemblaas. Later voeden ze zich met wieren en micro-organismen.

Uitzonderlijk en onder gunstige omstandigheden kan een tweede paai plaatsvinden. De watervervuiling door de bio-industrie en door overstorten doen zijn populaties steeds weer afnemen. Bovendien verdween de voorkeurbiotoop (vrij wild water met een harde bodem) door opstuwingen en het rechttrekken van rivieren.

Voor deze vis moeten snelstromende, ondiepe stukken afgewisseld worden met diepere traag stromende stroomkommen, bij voorkeur met waterplanten.

Volwassen Kopvoorns trekken tijdens de voortplantingsperiode stroomopwaarts maar worden in hun migratie gestopt door de aanwezige stuwen.