Korenbloem

Centaurea cyanus




De Korenbloem Centaurea cyanus komt oorspronkelijk uit Zuid- en Oost-Europa, maar is reeds lang ingeburgerd bij ons. Deze plant groeit normaal tussen koren en in moestuinen maar is op veel plaatsen zeldzaam geworden. Sporadisch wordt ze nog gevonden in wintergraanakkers, rommelige bermen en perceelsakkers, vooral op zandgrond. Vroeger kwam de plant vooral in roggevelden voor.

Van juni tot augustus bloeien de blauwe bloemhoofdjes, die aan een ijle stengel staan. De opvallende blauwe randbloemen zijn steriel en dienen louter voor het lokken van insecten. De bloemhoofdjes staan apart aan het uiteinde van de stengel.
De zaden zijn lang kiemkrachtig.

De bladeren zijn smal. De buitenste krans van de bladeren valt het meest op.

De plant is sterk achteruitgegaan door een verbeterde schoning van het zaaizaad, door het gebruik van herbiciden, door het gebruik van mest (vermesting) en door de teelt van maïs in plaats van graan.

Voor deze plant zouden er meer onkruidenakkers moeten worden aangelegd in natuurgebieden.

Bijen halen graag nectar en stuifmeel uit de kleine bloempjes die samen een hoofdje vormen. Deze plant bezit ook extraflorale nectarklieren, zodat er reeds nectar wordt gevormd buiten de bloemen vooraleer de bloemen verschijnen.
De Korenbloem is dan ook een geliefde plant bij imkers.

De Korenbloemboorvlieg Urophora aprica kan op deze plant worden gevonden.