Kuifmees
Parus cristatus
De Kuifmees
Parus cristatus
bewoont naaldbossen en gemengde bossen. Het is een standvogel, die sterk aan naaldbomen gebonden is.
Hij meet tot 12 cm en heeft een zeer typerende zwart-wit gevlekte kuif. Hij heeft bruine bovendelen, beigewitte onderdelen en een zwarte kinvlek. Mannetje en vrouwtje zijn uiterlijk gelijk. De roep klinkt als een trillend “tsjur-r-r”.
Zijn voedsel bestaat vooral uit insecten die hij zoekt onder de schors van bomen. Ook bladluizen, vliegen en kleine slakjes worden gegeten. In de winter eet de vogel ook zaden.
Het is een holenbroeder. Hij maakt een nest in een meestal zelf uitgehakte nestholte in zacht hout. Soms wordt een verlaten spechtengat benut.
Soms broedt de vogel in nesten van andere vogels (Matkop, Buizerd, Winterkoning).
Het nest wordt gevoerd met mos, haar en wol. Hij nestelt 2 keer per jaar. Van april tot juni legt het vrouwtje 4 tot 8 eieren; het vrouwtje broedt de eieren gedurende 2,5 weken uit, terwijl het mannetje helpt bij het voederen van de jongen. Het mannetje draagt in het begin voedsel aan voor het broedende vrouwtje.
In januari en februari worden jonge vogels uit het territorium verjaagd, zodat ze een eigen broedplek moeten zoeken.
De Kuifmees is bij ons een standvogel. De neiging om meer en meer over te schakelen van –weliswaar meestal monotone- naaldbossen naar loofbossen kan voor deze vogel nadelig uitvallen.
Kuifmezen bewegen zich in de winter voort in kleine groepjes die zich van boom tot boom verplaatsen op zoek naar insecten en spinnen.
In het leefgebied moeten er voldoende bomen met vermolmde stammen aanwezig zijn, zodat de nestholte kan worden uitgehakt.
MENU
HOME
OVER DEZE SITE
NUTTIGE LINKS
ZOEK
DOSSIERS
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z