Kwabaal

Lota lota




De Kwabaal Lota lota is een toppredator onder de vissen. Het dier voedt zich met andere vissen (Blankvoorn, Brasem, Baars), rivierkreeften en kuit.

De vis heeft een slank lichaam en een brede kop met baarddraden. Op de neusgaten bevinden zich 2 lange baarddraden en op de kin groeit nog een kortere. Met de baarddraden tast de vis de bodem af op zoek naar voedsel. Hij is bruin en gevlekt. De jongen voeden zich met insectenlarven, kleine kreeftachtigen, mosselen en slakken.    

De Kwabaal houdt zich overdag schuil in stroomkommen, holle beekoevers en kwelsloten. In de schemering, ’s nachts of op heel donkere dagen komt hij te voorschijn om op jacht te gaan. Hij kan met een korte sprint zwemmende vissen verrassen.

Het is de enige kabeljauwachtige die in zoetwater leeft. In West-Europa is de kwabaal zeldzaam geworden. Op tal van plaatsen is de soort sterk achteruitgegaan of volledig verdwenen. In Vlaanderen verdween de soort maar werd hij met succes geherintroduceerd.

In Nederland is het een zeer zeldzame soort.

In Centraal-Europa valt de paaitijd in de winter (december tot februari), wanneer de watertemperatuur het laagst is (0,5 tot 4 °C). De paai gebeurt in groepen van tientallen vissen.

De watertemperatuur in winter en zomer wordt als een limiterende factor voor de voortplanting van de soort beschouwd.
De eitjes worden afgezet op schoon zand in ondiep water. De eitjes zakken naar de bodem.

Kwabaaleitjes zijn vooral gevoelig voor een lage pH. Bij een pH lager dan 6 is het overgrote deel van de ontloken larven misvormd en op termijn niet levensvatbaar. Blootstelling aan water met een pH tot 9 heeft geen negatief effect op de eitjes. De gevoeligheid van kwabaallarven voor temperatuurschokken is leeftijdsgebonden. Jonge larvale stadia zijn vrij gevoelig aan temperatuurschommelingen.

Het niet kunnen bereiken van de geschikte paaigronden en een verslechterde waterkwaliteit liggen vermoedelijk aan de basis van het lokaal verdwijnen.

Ook strenge winters zijn nefast voor deze vissoort. Hij is in de winter actief en heeft veel te lijden van langdurige perioden met ijs, waardoor het water onder het ijs zuurstofarm wordt. Ook een te laag waterpeil in de winter, waardoor het dier niet meer op ondergelopen oeverlanden kan paaien zorgt voor een achteruitgang van de soort.

De Kwabaal komt zowel voor in diepe meren en grote rivieren als in ondiepe slootjes met zoet tot brak water.