Kwartelkoning
Crex crex
De Kwartelkoning
Crex crex
is een vogel van ongeveer 27 cm groot, met gestreepte bovendelen, een smal lichaam en roodbruine vleugelvlekken.
Deze vogel komt voor langs grote rivieren en moerasjes. Langs water komt hij voor in rietkragen en op het land vooral op vochtige graslanden.
Hij houdt zich bij voorkeur op in hoge en gesloten vegetatie.
Alleen het mannetje verraadt vanaf midden mei zijn aanwezigheid door een diep en dof geluid gevolgd door het kenmerkende raspende “
crex crex”
-geluid.
De soort behoort tot de rallen. Hij overwintert in tropisch en zuidelijk Afrika. Vorige eeuw broedde deze vogel nog in weilanden, maar door de intensivering van de landbouw, waarbij vroeger wordt gemaaid, werd hij verdreven naar natuurgebieden; extensief beheerde, ruige, kruidenrijke hooilanden en vochtige graslanden zijn belangrijk voor deze soort.
Maaiactiviteiten mogen pas na juli gebeuren.
Bemesting mag enkel met stalmest. De grondwaterstand moet voldoende hoog blijven.
Hij voedt zich met wormen, slakken, insecten en andere kleine diertjes, soms aangevuld met plantenzaden. Het nest heeft een platte vorm en bestaat uit gras. In juni en juli legt het vrouwtje 7 tot 12 eieren. Beide ouders broeden en trekken met de jongen op.
De oppervlakten van de kerngebieden die werden uitgetekend voor het herstel van deze vogel in Nederland beslaan maar liefst 2500 ha. Het aantal broedparen is in Nederland sterk geslonken. Eind jaren 1990 waren er naar schatting nog zo’n 25 broedparen.
De Vlaamse natuurgebieden zijn wellicht te klein om levensvatbare populaties van deze vogel nog in stand te houden. Anno 2005 restten er nog hoogstens 2 broedparen van deze vogel in Vlaanderen.
Versnippering en verdroging zijn sterke bedreigingen. Bovendien verminderen een onaangepast maaibeheer, de vermesting en een te hoge begrazingsdruk de kansen van deze vogel. Wanneer de maaidatum in graslanden afgestemd wordt op weidevogels, dan valt deze nog te vroeg voor de Kwartelkoning, want de vogel komt pas laat aan uit zijn overwinteringsgebieden.
Enkel een intensieve samenwerking tussen landbouwers en beschermingsorganisaties kan deze vogel behouden. Op cultuurgraslanden kunnen overeenkomsten met landbouwers worden gesloten om hun percelen niet te maaien vóór 1 augustus en om geen chemische bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Wanneer er toch moet worden gemaaid, dan wordt er best gemaaid van binnen naar buiten, tegen een trage rijsnelheid, dit om de vogel ontsnappingsmogelijkheden te bieden.
Voor het behoud van de soort is men dringend toe aan een uitbreiding van het aantal hooilanden met latere maaidata, ook buiten de eigenlijke natuurgebieden. Het is van belang de maaidata uit te stellen totdat de jongen zelfstandig zijn geworden.
Veel Kwartelkoningen keren terug naar de roepplaats van het vorige jaar.
MENU
HOME
OVER DEZE SITE
NUTTIGE LINKS
ZOEK
DOSSIERS
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z