Reptielen
De reptielen vormen een klasse van de gewervelde dieren.
In Vlaanderen en Nederland komen van nature alleen hagedissen en slangen voor: de Hazelworm
Anguis frangilis
, de Levendbarende Hagedis
Zootoca vivipara
en de Muurhagedis
Podarcis muralis
en de Gladde Slang
Coronella austriaca
, de Ringslang
Natrix helvetica
en de Adder
Vipera berus
.
De bij ons voorkomende schildpadden zijn niet inheems. Soms kan een zeeschildpad aan de kust aanspoelen.
Reptielen, behalve de slangen, hebben 2 paar loop- of zwempoten. Ze hebben longen. De huid is bedekt met hoornige schubben of schilden. Reptielen hebben geen larvestadium zoals amfibieën.
De voortplanting geschiedt in principe door op het land gelegde eieren, waaruit volledig ontwikkelde jongen komen. Er zijn echter ook enkele eilevendbarende soorten.
Reptielen zijn koudbloedig. De lichaamstemperatuur past zich aan de omgeving aan. Dit betekent tevens dat deze dieren een vrij hoge hoge lichaamstemperatuur nodig hebben om actief te zijn. Daarom zonnen ze op warme plaatsen. In de gematigde streken houden reptielen een winterslaap, die meestal begint in september en eindigt in de periode februari-april. Tussen de zomer- en de winterbiotoop kan soms 1,5 km liggen.
Bij de slangen zijn de vier poten in de loop van de evolutie verdwenen. De meeste reptielen leggen eieren met een harde schaal, die door het vrouwtje in de grond begraven worden. De jongen lijken reeds op de oudere dieren en er is geen metamorfose zoals bij de amfibieën. Tijdens de groei vervellen de dieren regelmatig.
Reptielen gedijen het best in terreinen, bij voorkeur heidegebieden, waar 30 tot 40 jaar niet is ingegrepen. Het verdwijnen en versnipperen van heidegebieden is de voornaamste oorzaak van de achteruitgang van reptielen.
Landschappen zouden meer moeten ineenvloeien tot één groot natuurgebied, waarbij bos overgaat naar heide en waarbij akkers overgaan naar heide.
Te veel beheer in heidegebieden, zoals begrazing, plaggen en maaien, kan negatief uitvallen voor reptielen. In geïsoleerde heidegebieden is genetische uitwisseling met andere populaties niet mogelijk, zodat inteelt optreedt.
De slangen die bij ons voorkomen, zijn ongevaarlijk. Enkel de adderbeet kan gevaarlijk zijn, indien niet tijdig behandeld. Het is volstrekt onnodig slangen om deze reden te bestrijden.
Een beheer van natuurgebieden dat enkel gericht is op vogels en planten kan nefast zijn voor de aanwezige reptielenpopulatie. Het branden bijvoorbeeld van vegetatie, intensief maaien, het gebruik van biociden, veelvuldige betreding, het gebruik van zware machines of plaggen doet de reptielen verdwijnen.
Oude spoorwegbermen gecombineerd met houtkanten, wegbermen en zonnige plekjes zijn zeer gegeerd bij soorten als de Levendbarende Hagedis
Zootoca vivipara.
Vermesting zorgt voor een vermindering van de insectenrijkdom en dus voor een verminderd voedselaanbod voor reptielen.
Recreatie in de vorm van lopen, paardrijden, crossen, mountainbiken, e.d. zorgt voor een verstoring van de leefgebieden van reptielen. Onrechtstreeks wordt de vegetatie ook vernield. De belangrijkste reptielrijke gebieden in Vlaanderen zijn niet toevallig de minst verstoorde. Militaire domeinen herbergen veel soorten door hun uitgestrektheid, hun relatieve rust en hun ontoegankelijkheid.
Intensieve fietsrecreatie in natuurgebieden heeft een zeer negatieve impact op reptielen. Bij een onderzoek (Jansen-1998) werden op 2 jaar tijd 212 dode reptielen gevonden in Nationaal Park de Meinweg in Nederland. Bij het uitstippelen van fietsroutes in reptielenrijke natuurgebieden wordt best met dit gegeven rekening gehouden.
In onze waterlopen wordt de laatste jaren meer en meer de Roodwangschildpad
Trachemys scripta elegans
aangetroffen als exoot.
MENU
HOME
OVER DEZE SITE
NUTTIGE LINKS
ZOEK
DOSSIERS
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z