Ruwe Iep

Ulmus glabra




De Ruwe Iep Ulmus glabra, ook Bergiep genoemd, is een boom die vooral groeit in vochtige, matig voedselrijke en beschaduwde bossen en bosranden. De boom komt niet zo algemeen meer voor. Hij werd vroeger regelmatig aangeplant, maar veel bomen werden aangetast door de iepenziekte.

De iepenziekte wordt veroorzaakt door een schimmel, de Ophiostoma ulmi (synoniem Ceratocystis ulmi),  die door de Kleine Iepenspintkever Scolytus multistriatus en de Grote Iepenspintkever Scolytus scolytus van de ene boom naar de andere boom wordt overgebracht. Deze infectie kan grote iepenbestanden aantasten. De ziekte sloeg ongeveer een eeuw geleden toe en zorgde voor een massale sterfte. Ze kwam waarschijnlijk met een houttransport uit het buitenland mee en verspreidde zich supersnel. De schimmel groeit in de houtvaten van de boom. De houtvaten verstoppen hierdoor en de boom krijgt onvoldoende water en voedingsstoffen.

Al spoedig sterft de boomkroon en spoedig volgt de hele boom. De Iepenspintkever legt eieren in de kwijnende bomen. Hij boort gaatjes in de bast van de bomen en achter de bast worden de eieren gelegd. Hun larven gedijen vooral goed in zwakke en zieke Iepen. De jonge, uitgekomen kevers dragen de sporen van de schimmel met zich mee en infecteren gezonde bomen, doordat ze zich tegoed doen aan deze bomen. In steden worden de stervende bomen vaak omgezaagd en verwijderd om te voorkomen dat de kevers zich vermeerderen en de ziekte zich op die manier verspreidt. Een andere mogelijkheid bestaat erin de bast van de Iepen te verwijderen zodat de kevers er geen eitjes achter kunnen leggen.

Men kan ook overgaan tot een injectie met een speciale schimmel die de weerstand van de Iep prikkelt, zodat de boom zich beter kan verweren tegen de schimmel. De ziekte wordt evenwel vaak overgebracht via het wortelstelsel van Iepen.

De ene Iep zit namelijk vaak met zijn wortelstelsel verstrengeld in het wortelstelsel van een andere Iep. Zo verhuist een schimmel gemakkelijk van de ene boom naar de andere.

De Ruwe Iep is van nature een boom van bergkloven en steile hellingen. Weinig exemplaren zijn daarom in Vlaanderen als echt inheems te beschouwen. De boom bloeit in maart en april. De bloemen verschijnen vóór de bladeren. De bladeren zijn vaak in hetzelfde vlak aan de twijgen geplaatst om zoveel mogelijk licht op te vangen.

De zaden staan in april en mei aan de boom. De verspreiding gebeurt alleen bij hevige wind. De zaadjes maken geen echte zweefvluchten.  

De Ruwe Iep is één van de waardplanten van de vlinders Lindepijlstaart Mimas tiliae, Grote Spikkelspanner Hypomecis roboraria, Porseleinvlinder Calospilus sylvata , Witte Grijsbandspanner Caberia pusaria , Grote Vos Nymphalis polychloros en Gehakkelde Aurelia Polygonia c-album.

De Dunvlerkspanner Lycia hirtaria is een nachtvlinder. Deze vlinder komt voor in loofbossen, struwelen, parken en tuinen, ook in een stedelijke omgeving. De rupsen hebben een voorkeur voor de bladeren van Iep-soorten Ulmus species.

Doordat het aantal Iepen door toedoen van Iepenspintkevers in aantal zijn verminderd, is ook het aantal Dunvlerkspanners verminderd, alhoewel de rupsen op andere waardbomen (zoals Eik, Berk-soorten en Gewone Es) zijn overgeschakeld. De vlinder vliegt van maart tot juni in bossen waar geschikte waardbomen voorkomen. De soort overwintert als pop in de grond.