Struikhei
Calluna vulgaris
De Struikhei
Calluna vulgaris
is een achteruitgaande plant. We vinden deze soort vooral in heidevelden maar ook in lichte bossen, schraalgraslanden en kalkarme duinen op een voedselarme, zure, zandige en venige grond. Ook hier en daar in stedelijk gebied, onder meer in kleine heiderelicten, vinden we de plant terug.
In de herfst kleurt deze struik de heidevelden paars. Op droge, kalk- en voedselarme grond, in heidevelden en in schraalgraslanden vormen de struiken nog grote bestanden. De soort kon zich door de bosvernietiging en de beweiding met schapen in vroegere eeuwen sterk uitbreiden. Door de vorming van ruwe humus draagt de plant zelf bij tot de verschraling van de bodem.
Deze dwergstruik, die behoort tot de heidefamilie, bloeit van juli tot november. De bloemen worden bezocht door verschillende bijen (zoals Veldhommel, Akkerhommel, Aardhommel, Heidehommel, Tweekleurige Koekoekshommel, Steenhommel, Boomhommel, Veenhommel, Late Hommel, Heidezandbij, Heizijdebij, Berijpte Geurgroefbij, , Bosbloedbij, Gewone Dwergbloedbij, Gewone Geurgroefbij, Viltige Groefbij, Matte Bandgroefbij, Roestbruine Bloedbij, Slanke Groefbij, Zilveren Zandbij, Wimperflankzandbij, Heideviltbij, Heidewespbij en Honingbij).
De nectar van deze plant is gemakkelijk te bereiken voor bijen, wespen en vliegen. De plant levert veel nectar en stuifmeel.
De meeste nectar wordt geleverd na een natte periode. In heidegebieden is het voor bijen en wespen wel belangrijk dat er nog andere bloeiende planten aanwezig zijn.
Het is een zeer goede drachtplant voor de Honingbij
Apis mellifera
. De plaatsing van kasten met Honingbijen in heidegebieden moet wel beperkt worden, om “overbegrazing” door Honingbijen te voorkomen.
De Heidezandbij
Andrena fuscipes
kent een strikt gespecialiseerd bloembezoek op deze plant. Het vrouwtje van deze soort verzamelt uitsluitend stuifmeel van Struikhei als voedsel voor de larven.
De Heidewespbij
Nomada rufipes
komt van juni tot september voor op zandgronden zoals heideterreinen, zandgronden en duingebieden. Het is een zeldzame soort die in Vlaanderen vooral in de Kempen voorkomt. Deze bij bezoekt graag de bloemen van Basterdwederik-soorten
Epilobium species
, Zandblauwtje
Jasione montana
en Struikhei.
De Heizijdebij
Colletes succinctus
wordt zeer vaak op Struikhei aangetroffen. Het is een honkvaste soort die een sterke voorkeur vertoont voor Struikhei maar ook soms andere planten bezoekt zoals gele composieten, distel-soorten
Carduus/Cirsium species
of Klimop
Hedera helix
.
Ook de Viltige Groefbij
Lasioglossum prasinum
is een frequente bezoeker van Struikhei.
De Heideviltbij
Epeolus cruciger
is een vrij zeldzame bij die van begin juli tot eind september in heidevelden en duinen vliegt. Het is een broedparasiet bij de Heizijdebij
Colletes succinctus
en de Donkere Zijdebij
Colletes marginatus
. De bij bezoekt verschillende planten, maar vertoont een voorkeur voor Struikhei en kan ook worden gezien op Klein Streepzaad
Crepis capillaris
.
De Struikhei bloeit laat. Voordat de Struikhei in bloei raakt, zoekt de Heideviltbij voedsel op omliggende kruidenrijke akkers. Daarom moet er voldoende vegetatie ongemoeid (ongemaaid) worden gelaten.
Op droge heide heeft de lage dwergstruikvegetatie met veel Struikhei vaak vrij open zoden en veel plaatsen met kaal zand. Dit is gunstig voor de soorten die in de grond nestelen.
Struikheivegetaties worden best ofwel extensief begraasd en/of gefaseerd gemaaid zodat de verschillende leeftijdsstadia van de Struikhei steeds in het gebied aanwezig zijn. De Struikhei is een lichtminnende soort. Voor de kieming van de zaden is open grond noodzakelijk. De Struikhei vormt vaak grote bestanden. De bladeren en de twijgen van deze soort vergaan langzaam. De resten vergaan tot ruwe humus en dragen zelf bij tot de verschraling van de bodem. De grond moet schraal blijven (geplagd), anders treedt vergrassing op.
In bosgebieden met Struikhei kunnen bepaalde zones van het bos gekapt worden en de bodem oppervlakkig afgeschraapt. Hierdoor kunnen de zaden van Struikhei uit de zaadbank kiemen.
Struikhei is één van de waardplanten van de vlinders Boomblauwtje
Celastrina argiolus,
Grasbeertje
Coscinia cribaria,
Hageheld
Lasiocampa quercus,
Agaatvlinder
Phlogophora meticulosa,
Gewone Heispanner
Ematurga atomaria
, Kleine Hageheld
Lasiocampa trifolii
, Nachtpauwoog
Saturnia pavonia
, Roodbont Heide-uiltje
Anarta myrtillii
, Zuringuil
Acronicta rumicis
en Groentje
Callophrys rubi
.
De Grauwe Borstel
Gynaephora fascelina
behoort tot de spinneruilen. Deze zeldzame vlinder vliegt van half mei tot eind augustus in één generatie. Het is een nachtactieve soort. Hij komt vooral voor in heidegebieden en duinen. De waardplanten zijn Struikhei, Wilg-soorten
Salix species
en diverse kruidachtige planten.
De sluipwesp
Hyposoter carbonarius
parasiteert bij de Grauwe Borstel
Dicallomera fascelina
(vlinder). De sluipwesp wordt op haar beurt nog eens geparasiteerd door de sluipwesp
Gelis meigenii
, een vleugelloze hyperparasitoïde. De hyperparasitoïde valt de primaire parasitoïde aan in de gastheer, naargelang de soort in het larvale stadium of ook nog als de primaire parasitoïde reeds een cocon heeft gevormd.
De Grijze Heispanner
Pachycnemia hippocastanaria
is een nachtvlinder. Deze soort is sterk aan heidegebieden gebonden aangezien de enige waardplant Struikhei is.
De Heidelichtmot
Pempelia palumbella
is een nachtvlinder. Het is een typische heidesoort die als waardplanten voornamelijk Struikhei en ook wel Gewone Dophei
Erica tetralix
gebruikt. Deze vlinder vliegt van eind mei tot september.
De Smalvleugeldwergspanner
Eupithecia nanata
is een nachtvlinder die sterk gebonden is aan zandbodems met Struikhei. De rupsen hebben Struikhei als belangrijkste waardplant, maar kunnen ook voorkomen op Gewoon Duizendblad
Achillea millefolium
.
De wesp
Eumenes coarctatus
is een urntjeswesp. Het is een niet zo algemene soort die van half mei tot eind september voorkomt op heidevelden met Struikhei. De nesten (urntjes) worden uit klei gemaakt en worden opgehangen aan oude, droge stengels van Struikhei of ook wel Buntgras
Corynephorus canescens
.
De wesp
Eumenes pedunculatus
is een niet zo algemene urntjeswesp die van begin mei tot begin oktober voorkomt in heidegebieden, vooral met Struikhei, op zandverstuivingen, in rivierduinen en groeven. De nesten worden uit klei gemaakt en worden opgehangen aan plantenstengels. Als prooidieren voor de larven worden spannerrupsen gevangen.
De Granietuil
Lycophotia porphyrea
is een nachtvlinder. Het is een typische soort van heidegebieden, maar kan ook in tuinen waar de waardplanten voorkomen worden gezien. De waardplanten van de rupsen zijn Struikhei en ook Gewone Dophei
Erica tetralix
.
Het Klein Warkruid
Cuscuta epithymum
is een stengelparasiet. Deze zeldzame plant is afhankelijk van de voedingsstoffen die ze betrekt uit andere planten. Ze bevat namelijk geen bladgroenkorrels. Ze parasiteert vooral op (jonge) Struikhei maar ook op Gewone Dophei
Erica tetralix
, Brem
Cytisus scoparius
, Tijm-soorten
Thymus species
, Tormentil
Potentilla erecta
, Walstro-soorten
Galium species
, Klaver-soorten
Trifolium species
, Bosbes-soorten
Vaccinium species
en Pijpestrootje
Molinia caerulea
.
Het Zwart Lieveheersbeestje
Exochomus nigromaculatus
is een vrij zeldzaam lieveheersbeestje. De soort komt voor in droge heidegebieden. Hij leeft er vooral op Struikhei, soms op Brem
Cytisus scoparius
.
De Zandhagedis
Lacerta agilis
is een zeer zeldzame hagedis in Vlaanderen. Deze hagedis bewoont zandige zuidhellingen langs bosranden, met oude struikheipollen, open, bemoste zonnige plaatsen en kleine struiken.
Struikheipollen bedolven onder droge bladeren van bijvoorbeeld Zomereik
Quercus robur
blijken prima
overwinteringsplaatsen voor salamanders zoals bijvoorbeeld de Kleine Watersalamander
Lissotriton vulgaris.
In de winter houdt deze salamander een winterslaap.
De Heiderondbuik
Bradycellus ruficollis
is een loopkever. Deze kever leeft bijna uitsluitend in heidegebieden, vooral droge struikheivegetaties, met een voorkeur voor een goed ontwikkelde humuslaag.
Het Heidelieveheersbeestje
Chilocorus bipustulatus
is een vrij zeldzaam lieveheersbeestje. De soort kan van maart tot in oktober worden gezien in droge heidegebieden met bomen en bosranden en in de duinen. Hij leeft er vooral op Struikhei
Calluna vulgaris
, maar ook op bomen zoals onder meer Zomereik
Quercus robur
, Berk-soorten
Betula species
, Bosbes-soorten
Vaccinium species
, Jeneverbes
Juniperus communis
en Grove Den
Pinus sylvestris
.
De wesp
Crossocerus exiguus
is een niet zo algemene wesp die warme zand- en lössgebieden bewoont. Deze soort kan ook in stedelijk gebied worden gezien. De wesp vliegt van half mei tot half oktober. De wesp kan worden gezien op Struikhei. Het nest wordt bij voorkeur gemaakt in zand- of mergelwanden of aan de voet van oude muren.
De Gewone Drentelmier
Stenamma debile
is een mier, waarvan de werksters zelden worden gezien. Deze soort vormt kleine kolonies in dood en rottend hout en houdt zich bij bedreiging doodstil. Het voorkomen van Drentelmieren zal dus vaak onderschat zijn. Deze mier komt voor in grotere bossen op zandbodems en in droge heidegebieden waar de nesten in strooisel onder Struikhei verborgen liggen. Vaak bevinden de nesten zich onder stenen. De bruidsvluchten vinden plaats van augustus tot oktober.
Het Bosbesglanskapoentje
Hyperaspis campestris
is een zeer zeldzaam kevertje. Het is een warmteminnende soort, die voorkomt in bosranden, open plekken in bossen op Eik-soorten
Quercus species
, Beuk
Fagus sylvatica
en naaldbomen. De soort blijkt vooral vooral voor te komen in de ondergroei van drogere bossen op zure bodems en op dwergstruiken zoals Struikhei.
Het Hiërogliefenlieveheersbeestje
Coccinella hieroglyphica
is een vrij zeldzaam lieveheersbeestje. De soort komt voor in heidegebieden. Hij leeft er op Struikhei of zelden ook op Grove Den
Pinus sylvestris
. Het is een vrijwel monofage kever; de kever en de larven voeden zich bijna alleen met de larven van het Heidehaantje
Lochmaea saturalis,
maar soms ook met de larven van andere haantjes (kevers) en bladluizen.
Het Heidehaantje is een kevertje dat van mei tot oktober algemeen voorkomt in heidegebieden. Deze kever is in staat om grote delen van de heide kaal te vreten. Grote oppervlakten kunnen hierdoor bruin kleuren. De larven vreten de wortels op van de heidestruikjes. Het Heidehaantje legt de eieren in het voorjaar in de nabijheid van Struikhei. De eitjes die op droge grond vallen, komen niet uit. Wanneer de bodem echter bedekt is met mos komen de eieren wel uit. Oudere struikheivegetaties met een mosondergroei zullen dus eerder aangevreten worden door Heidehaantjes.
De Late Heide-uil
Xestia agathina
is een nachtvlinder waarvan de verspreiding in Vlaanderen beperkt is tot de meest waardevolle heidegebieden. De rupsen leven op Struikhei en Gewone Dophei
Erica tetralix
. In augustus en september vliegt deze vlinder in de schemering vaak laag over de heidestruikjes.
MENU
HOME
OVER DEZE SITE
NUTTIGE LINKS
ZOEK
DOSSIERS
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z