Verdichting
 






Verdichting is een vorm van aantasting van de bodem. Ze betekent een toename van het volumegewicht van de toplaag van de bodem samenhangend met een afname van de macroporositeit, structuurstabiliteit en infiltratiesnelheid.

Dit remt de plantengroei af en verhoogt het gevaar van overstromingen. Verdichting kan eveneens optreden onder de vorm van verslemping en korstvorming aan het oppervlak en als ploegzoolvorming net onder de bouwvoor.

Vooral klei-arme bodems, leembodems, zandige leembodems en lemige zandbodems zijn zeer gevoelig voor verslemping.  

Verdichting kan worden veroorzaakt door de neerslag, door de samenstelling van de bodem waarbij klei-arme bodems gevoelig zijn voor verslemping, het ontrekken van begroeiing, bepaalde activiteiten zoals het gebruik van (te) zware machines en het veelvuldig bewandelen van onverharde paden.

Op plaatsen met een verdichte bodem vestigt zich een typische 'tredvegetatie'. Dit zijn planten die aangepast zijn aan verstoorde en verdichte bodems met een ongunstige lucht- en waterhuishouding (zoals onder meer Pitrus,  IJle Zegge, Klein Springzaad en Waterpeper).

Een aanpassing van deze plantensoorten is bijvoorbeeld een ondiep wortelstelsel dat actief blijft in relatief zuurstofarme milieucondities. Deze vestiging van niet-bosplanten is meestal ongewenst. Hierbij kan de beheerder niet ingrijpen, tenzij door maatregelen te treffen om deze bodemaantasting te voorkomen.

Het gebruik van zware oogstmachines op landbouwgronden die bestaan uit losse, gelijkmatige aardkluiten waar veel lucht tussen zit, zorgt ervoor dat vochtige grond aangestampt wordt tot een vaste laag. Men noemt dit proces compactie. De grond wordt ondoordringbaar voor wortels en voor neerslag, waardoor het water wegspoelt en de bodem erodeert.

Compactie gebeurt vaak tot op grote diepte, waardoor het tientallen jaren kan duren voordat de bodem zich heeft hersteld.