Vink
Fringilla coelebs
De Vink
Fringilla coelebs
is een zeer algemene broedvogel in Vlaanderen en Nederland. Het is bij ons ook een doortrekker en wintergast. De vogel meet tot 15 cm en heeft een dubbele witte vleugelband. Hij heeft geen witte stuit. De kruin en de nek zijn leiblauw. De rug is kastanjebruin. Het vrouwtje is minder kleurrijk dan het mannetje, maar heeft ook een vleugeltekening.
De roep klinkt als “twink” en een kenmerkend “tsjwiet”. De zang bestaat uit een reeks van 10 tonen, eindigend met een jubelend “tjoe-ie-o”.
De vink bewoont bossen en andere plaatsen met boomgroei, zoals grote parken.
Het voedsel bestaat uit zaden en insecten.
Het vrouwtje legt van april tot juni twee keer per jaar 4 tot 6 eieren in een komvormig gevlochten bouwsel in boomtoppen of struiken.
Het vrouwtje broedt, terwijl het mannetje helpt bij de verzorging van de jongen. De eieren worden 11 tot 13 dagen bebroed. Na ongeveer 2 weken vliegen de jongen uit.
De Vink overwintert in Zuid-Europa, alhoewel het gebeurt dat jonge mannetjes bij ons overwinteren. In Scandinavië overwinteren vooral mannetjes.
MENU
HOME
OVER DEZE SITE
NUTTIGE LINKS
ZOEK
DOSSIERS
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z