Visvangst
Bij illegale visvangst ondervinden bonafide beroeps- en sportvissers indirect nadeel. De handhaving is in de eerste plaats van ecologisch belang. Vooral de smakelijke Snoekbaars
Sander lucioperca
wordt veelvuldig illegaal gevist.
Snoekbaars is een jager die het vooral gemunt heeft op witvis zoals Brasem
Abramis brama
. Deze vissen eten watervlooien. Watervlooien eten algen. Minder Snoekbaars betekent dus ook meer algen.
Sportvisserij kan Strandlopers
Calidris species
(vogels) hinderen. Op stranden en slikken waar vissers naar wormen graven (lokaas), kunnen trekkende waadvogels in problemen raken. Niet alleen omdat de hoeveelheid wormen voor deze vogels vermindert, maar ook omdat het graafgedrag andere prooidieren voor de vogels verstoort. Sommige slikken zijn van levensbelang voor trekvogels: ze zijn een voorraadpost tijdens hun lange verplaatsingen.
Het probleem van overbevissing wordt verduidelijkt met volgend concreet voorbeeld:
Het wetenschappelijk vakblad Science liet in 1998 weten dat Zeeotters
Enhydra lutris
meer en meer ten prooi vallen van Orca’s
Orcinus orca
. Sinds het begin van de jaren 1990 zouden de Orca’s voor de kust van Alaska reeds 40.000 Zeeotters gedood hebben. Gewoonlijk eten de dieren er zeehonden en zeeleeuwen, maar de populaties daarvan hebben zware klappen gekregen, waarschijnlijk omdat ze zelf te weinig voedsel vinden als gevolg van overbevissing door de mens.
Het verdwijnen van de Zeeotters zou een ecologische catastrofe kunnen betekenen.
De zee-egels, die hun voornaamste voedsel vormen, kennen een populatie-explosie, en putten op hun beurt de wiertapijten uit waarvan zij leven. De wieren vormen de basis van het voedselweb in de regio. Hun verdwijning zou onder meer dramatisch zijn voor de vele kleine vissen die zich in de vlottende tapijten verstoppen.
Waarmee de cirkel, die begon bij overbevissing, rond is. Want zo kunnen de gehavende visstocks niet langer aangevuld worden.
De visvangst is een vorm van jacht die zich in de regel richt op de grote roofvissen, de toppredatoren van de zee, omdat die veel gevraagd worden door de consument. Deze vissen zijn langlevend en daarom duurt het een tijd vooraleer ze zich kunnen voortplanten. Na het wegvissen van de grootste exemplaren worden op de duur ook de kleinere vissen gevangen.
Die hebben zich nog niet voortgeplant. De mens vangt dus niet alleen de huidige populatie weg, maar ook de mogelijke toekomstige populaties. Als gevolg hiervan wordt de hoeveelheid toppredatoren zo klein, dat het economisch niet rendabel meer is om op die soorten te gaan vissen.
De visserij verlegt dan haar doel naar kleinere soorten, die eerst de prooi waren van onze toppredatoren. Als die grotere prooien niet meer voorhanden zijn, wordt nog een stuk lager in het voedselweb gevist.
Kleinere vissen worden vaak verwerkt tot vismeel, visolie en voedsel voor gekweekte vissen in aquacultuurinstallaties.
De dominantie van kwalachtigen wordt meestal verklaard door een combinatie van de stijging van de zeewatertemperatuur, de verzuring van de oceanen én het wegvangen van de predatorvissen. Enorme scholen kwalachtigen veroorzaken schade op toeristische stranden, blokkeren koelinstallaties van kerncentrales aan de kust en doden vissen in aquacultuurinstallaties.
Intensieve visserij verstoort bovendien het bodemleven. Kortlevende, kleine, opportunistische soorten nemen toe ten koste van grote, langlevende, structuurverhogende organismen.
Maatregelen ten behoeve van de sportvisserij kunnen in conflict komen met de overlevingsvoorwaarden voor bedreigde vissen en amfibieën. Uitgezette vis vormt een bedreiging voor de amfibieën die op die plaats (nog) voorkomen.
Het uitzetten van forellen voor de hengelsport, kan bijvoorbeeld ook het voortbestaan van de populatie Beekprikken
Lampetra planeri
door predatie in gevaar brengen.
Op stranden en slikken waar vissers naar wormen graven, kunnen trekkende waadvogels in moeilijkheden geraken. Niet alleen omdat de hoeveelheid wormen vermindert, maar ook omdat het graafgedrag andere prooidieren voor de vogels verstoort. Sommige slikken zijn van levensbelang voor trekvogels; ze zijn een voorraadpost tijdens hun lange verplaatsingen.
In 1965 werd er op de Noordzee zo fanatiek gejaagd op de Haring
Clupea harengus
dat er in de jaren 1970 bijna niets meer overbleef van deze vissoort. Door het aanhoudend “jagen” of overbevissen, is er een onevenwicht tussen de vangstcapaciteit en de natuurlijke aangroei van de visbestanden ontstaan. Het paaibestand van de soort -de dieren die voor nakomelingen kunnen zorgen- zakte, en alleen een verbod op de haringvangst kon de Haring nog redden van (plaatselijke) extinctie.
Vroeger werd er gevist op een manier die geen merkbare invloed had op het ecosysteem. Nu wordt de visstand bepaald door de visserij. Verschillende vissoorten zijn reeds verdwenen, andere zijn met uitsterven bedreigd. De vis in de Noordzee wordt met moderne en effectieve visserijtechnieken sneller gevangen dan ze zich kan voortplanten. Zo zijn de populaties van de Kabeljauw
Gadus morhua
reeds sterk teruggelopen.
Kokkels
Cerastoderma edule
zijn door de mechanische schelpdiervisserij sterk afgenomen. De Kokkel leeft ingegraven in het zand, juist onder de laagwaterlijn. Kokkels vormen het basisvoedsel voor veel andere dieren, zoals de Scholekster
Haematopus haematopus
en de Kanoet
Calidris canutus
. Het duurt 4 tot 5 jaar voor een Kokkel volwassen is en interessant is voor de vogels. De geïndustrialiseerde schelpdiervisserij woelt de bodem om op zoek naar Kokkels.
Kokkelvissers met schepen voorzien van messen trekken banen door de waterbodem. Daarbij worden zeeplanten en dieren gevangen of vernietigd. Wat rest is een kale zandplaat.
Ongeveer een derde van de vis die de vissers uit zee halen wordt gewoon teruggegooid. Het gros ervan is dood of zwaargewond of sterft later. In maart 2011 werd dit in de Europese Commissie aangekaart. Een derde van de vis is nuttige vis, een derde is oneetbaar en een derde is goede vis, die wordt teruggegooid. Tong moet minimum 24 cm lang zijn, 60 % van de Wijting wordt teruggegooid wegens de lage commerciële waarde. De aselectieve vangsten zorgen voor een slagveld op zee.
Op plaatsen waar gevist wordt, worden watervogels regelmatig het slachtoffer van visdraden en vishaken. De snavel van deze vogels wordt met de draad en soms ook met vishaken afgesnoerd, zodat ze een hongerdood sterven als de snavel niet wordt vrijgemaakt. Ook komt het voor dat de poten van watervogels afgesnoerd worden met visdraad, zodat deze na enige tijd beginnen af te rotten. Er is bovendien een gevaar voor loodvergiftiging die bij watervogels voorkomt ten gevolge van de loodjes aan de draad.
Het gebruik van warrelnetten door recreatievissers langs het strand kan de dood betekenen voor Noordzee-zoogdieren zoals de Bruinvis
Phocoena phocoena
en zeehonden.
Strandvissersnetten worden onder het water opgesteld en vastgehouden door een verankering. Het uiteinde van de netten bestaat uit een fuik. Wanneer een zeehond of een Bruinvis daarin terecht komt, kan hij geen kant meer op en sterft. Een voornet met grote mazen, zodat de vissen erdoor kunnen maar grotere zeedieren niet, kan dit voorkomen.
De visserij zorgt voor een verstoring van de diersoorten die in de omgeving van water leven. Soms wordt de oevervegetatie vertrappeld of beschadigd. Er worden door hengelaars vele tonnen visvoer als lokmiddel in het water gegooid. Dit zorgt voor een eutrofiëring van het water. Het (kunst)aas bevat soms rode kleurstoffen die milieugevaarlijk en/of giftig zijn.
Zowel het in een keer uitzetten van grote hoeveelheden (gebiedsvreemde) vissen als het massaal onttrekken van vissen aan een kleine locatie betekenen een verstoring van de bestaande natuurwaarden in een ecosysteem.
Ongeveer een zesde van de recreatieve vissersboten op de Noordzee vissen met een sleepnet (op garnalen en platvissen) op de bodem van de zee. Ze verstoren hierdoor het bodemleven. De vangsten blijken bovendien altijd groter dan wat de vissers zelf kunnen opeten.
Recreatieve vissers vissen ook op soorten waarvoor er vangstregels (quota) werden ingevoerd (zoals bijvoorbeeld Kabeljauw en Zeebaars), maar die regels gelden enkel in het geval van de beroepsvisserij. Een grote groep recreatieve vissers vist eigenlijk op professionele schaal en oefent hierdoor een extra negatieve impact uit op de biodiversiteit in de Noordzee.
MENU
HOME
OVER DEZE SITE
NUTTIGE LINKS
ZOEK
DOSSIERS
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z