Zeggekorfslak

Vertigo moulinsiana





De Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana is een landslak die in heel Europa achteruit gaat.  


Het diertje meet slechts 2,5 mm. Het slakje heeft een tonvormig huisje tot 3 mm hoog en tot 1,7 mm breed. Het huisje heeft tot vijf geleidelijk in grootte toenemende windingen en is rechtsgewonden. De kleur van het huisje is licht bruin, zelden donkerbruin. De soort is vooral goed te herkennen aan de sterk opgezwollen laatste winding.


Deze slak leeft van algen en schimmels op de bladeren van moerasplanten. De slak bevindt zich gewoonlijk hoog op de planten aan de onderkant van de bladeren. De slak wordt nauwelijks buiten de waardplanten, op of nabij het water of de bodem, aangetroffen. De Zeggekorfslak is een hermafrodiet, die zichzelf kan bevruchten. Sommige dieren komen als volwassen exemplaar de winter door, dicht bij de grond op planten.


De soort komt vooral voor op moerasvegetaties, zoals op de Moeraszegge Carex acutiformis en Pluimzegge Carex paniculata.


Het is één van de weinige soorten van de weekdieren die gebonden is aan slechts enkele waardplanten. Het dier voedt zich met op de waardplanten voorkomende schimmels. Sommige bronnen vermelden ook Liesgras Glyceria maxima en Grote Egelskop Sparganium erectum als waardplanten, maar dan wel wanneer deze in zeggevegetaties te vinden zijn.


De soort prefereert plaatsen met een zeer hoge luchtvochtigheid. Het grondwater moet het hele jaar net onder of boven het maaiveld voorkomen en moet kalkrijk zijn. De aanvoer van mineralen kan zowel gebeuren via kwel als via aanvoer van oppervlaktewater. Zowel in begraasde, gemaaide als niet beheerde percelen komt de slak voor.


De soort is kenmerkend voor eerder voedselrijke, goed zuurgebufferde ecosystemen.


Deze slak is binnen haar habitat relatief mobiel: vegetatiewijzigingen worden snel opgevolgd door populatiewijzigingen. Bij vernatting breidt de soort snel uit. Wanneer zeggeruigten echter te nat worden en successie zich doorzet, verdwijnt de slak snel.


Deze soort wordt vaak in beekdalen aangetroffen.


De grootste bedreigingen voor deze slak zijn de verdroging maar ook te hoge waterstanden, het verdwijnen van moerasgebieden en maaiwerkzaamheden. Aanpassingen in het landschap zoals een herinrichting van oevers of recreatieve voorzieningen of een te intensief beheer kunnen al snel leiden tot het plaatselijk verdwijnen van de soort. Het is daarom voor het beheer van belang dat de beheerders op de hoogte zijn van de aanwezigheid van de soort.


Voor populaties in bronbossen lijkt verdroging de belangrijkste bedreiging. Als de grondwaterspiegel gedurende langere tijd lager dan enkele centimeters onder het maaiveld ligt, begint de vegetatie te verruigen en verdwijnt de zeggevegetatie en daarmee ook de Zeggekorfslak. Aangenomen mag worden dat ook pesticiden en herbiciden nadelige gevolgen hebben.


Het maaien van zeggevegetaties dient zoveel mogelijk te worden voorkomen.

Indien toch wordt gemaaid, kan de afgemaaide vegetatie het beste een paar weken blijven liggen, alvorens af te voeren, zodat de dieren nog een veilig onderkomen kunnen opzoeken. Intensieve begrazing is meestal ongunstig omdat daarbij ook waardplanten opgegeten of vertrappeld worden.