NATUURLEXICON


Adder

Vipera berus   


De Adder Vipera berus is een zwaargebouwde, gedrongen slang met een lengte van 60 tot 100 cm. De mannetjes zijn kleiner dan de vrouwtjes. Dit reptiel heeft een donkere zigzagstreep op de rug en verticale pupillen. Het is een koudbloedig dier dat voor de regeling van zijn lichaamstemperatuur nood heeft aan voldoende variatie in microklimaat. Een Adder zont vooral ’s morgens op zonnige, beschutte plekjes. Het reptiel moet eerst voldoende “opwarmen” vooraleer het echt actief kan worden. Het zijn vooral adulte mannetjes die zich tijdens het zonnen volledig exposeren en dan relatief gemakkelijk zijn waar te nemen. De vrouwtjes hebben ook die warmte nodig maar vertonen een minder opvallend gedrag.

De Adder heeft geen stembanden of oren. Hij is wel zeer gevoelig voor de kleinste trillingen in de bodem.

Een adulte Adder voedt zich met levende prooien, zoals muizen, hagedissen en nestjongen van grondbroedende vogels. Jonge dieren verkiezen hagedissen. Egels Erinaceus europaeus blijken immuun te zijn voor het addergif.

In de zomer kiest dit dier vochtige terreinen met heide, Gagel Myrica gale en Pijpestrootje Molinia caerulea, hoogveen en open plekken in bossen. In de winter heeft hij een schuilplaats in holen en onder boomwortels.

Vaak gebeurt de winterslaap met verschillende individuen bij elkaar. Veel dieren hebben een eigen vaste overwinteringsplaats. De hibernacula liggen doorgaan op locaties met een relatief hoge grondwaterstand in Gagel-struwelen. De winterslaap van  het mannetje valt van einde september tot half februari-begin maart; deze van het vrouwtje en de onvolwassen dieren van einde september tot eind maart-begin april.  

Door het zonnen van het mannetje wordt de spermatogenese geïnitieerd. Binnen een tijdspanne van 3 tot 4 weken hebben de mannetjes een lentevervelling, waarna ze op zoek gaan naar vrouwtjes. De paring kan uren in beslag nemen. Na de paarperiode trekt het merendeel van de mannetjes naar het zomergebied op zoek naar voedsel. Tussen het winter- en het zomergebied kunnen Adders grote verplaatsingen maken. Tijdens de zomer bevinden de dieren zich meestal onder de vegetatie zodat ze weinig worden waargenomen. De vrouwtjes die aan de paringen hebben deelgenomen blijven tijdens de zomer in de omgeving van het overwinteringsgebied.

Tijdens bepaalde perioden eet de Adder nauwelijks of niet, maar op andere tijdstippen eet het dier frequent om een vetreserve op te bouwen die later wordt benut bij onder meer de voortplanting.  

De jongen worden geboren vanaf eind augustus tot half oktober. Het vrouwtje heeft soms meerdere partners zodat er in één addernest stiefbroers en stiefzusters kunnen voorkomen. Het aantal jongen varieert van 4 tot 11 en varieert naargelang de lengte van het vrouwtje. Het vrouwtje brengt levende jongen ter wereld. Bij het passeren van de cloaca scheurt namelijk het ei-omhulsel.

De slang houdt van overgangen. Natte vegetaties moeten aanwezig zijn. De Adder verplaatst zich graag langs vochtige plekken zoals slenken. 

Door de aanleg van wegen of snelwegen werden populaties van de Adder in twee verdeeld, waardoor de uitwisseling van genetisch materiaal onmogelijk werd.  Het leefgebied van de Adder beslaat al gauw enkele tientallen hectare voor zowel de winter- als zomerverblijfplaatsen.

Adders zitten momenteel opgesloten in hun allerlaatste toevluchtsoorden. Deze zijn omringd door landbouwgronden en bebouwing. Adders houden van afwisseling van droge en natte heide, struiken en bosranden. In hun favoriete leefgebieden bestaat er veel structuur in de begroeiing met veel overgangen. Er is bij voorkeur natte heide met struiken en er zijn verbindingswegen zoals ruigten, greppels en stroken met struiken. Bij het beheer moet er niet alleen aandacht worden geschonken aan de plaatsen waar Adders zonnen, maar ook aan de plaatsen waar zich jonge dieren of potentiële nestplaatsen kunnen bevinden.

De aanwezigheid van (micro-)reliëf onder de vorm van slenken, grachten, opgehoogde bermen en wallen bevordert de verscheidenheid in microklimaat. Verspreid staande oudere Berk-soorten Betula species zijn belangrijk omdat de gaten onder en tussen het wortelstelsel van deze bomen door Adders gebruikt worden als schuil- en overwinteringsplaats. Van de vergrassing van de heide blijken Adders dan weer weinig hinder te ondervinden.

De Adder wordt vooral bedreigd door het verdwijnen van geschikte leefgebieden, versnippering, verdroging, recreatie, loslopende honden en Fazanten Phasianus colchicus.

Adders leven graag in velden met Pijpenstrootje Molinia caerulea en Pitrus Juncus effusus. Dit zijn uitgerekend 2 soorten die in natte heide- en hoogveenterreinen vaak worden gemaaid in vergraste gebieden als vorm van natuurherstel.  De vergrassing van de heide betekent op zichzelf geen bedreiging voor Adders.  Het branden van de vegetatie is nefast.

Versnippering zorgt vaak voor een verdeling in van elkaar gescheiden deelpopulaties. Deze moeten met elkaar verbonden worden om inteelt en degeneratie te voorkomen. Door bossen en andere reptiel-onvriendelijke terreinen moeten er brede corridors worden aangelegd. De Adder mijdt ook grote, open terreinen (gevaar voor uitdroging of rovers). Daarom is het goed dat er boomstammen blijven liggen, dat de takkenbossen behouden blijven en dat er pitrus- en pijpenstrootje-pollen onaangeroerd blijven. De aanwezigheid van een dikke strooisellaag zorgt voor dekking.     

Verdroging zorgt voor het afsterven van gagelstruwelen, die worden vervangen door Sporkehout Rhamnus frangula, dennen en Eik-soorten Quercus species.  De verdroging zorgt niet alleen onrechtstreeks maar ook rechtstreeks voor een achteruitgang van de Adder.

De onterechte angst voor dit dier heeft in het verleden tot systematische uitroeiing van sommige populaties door boeren en landarbeiders geleid. De beet is giftig, maar slechts in uitzonderlijke gevallen dodelijk. Een Adder is van nature een zeer schuw dier. Voor een zonnende Adder kan het trillen van de grond, veroorzaakt door een wandelaar, al genoeg zijn om vliegensvlug het hol in te vluchten. Voor alle dieren, en zeker voor slangen,  betekent vluchten het aanwenden van energie die ze beter voor andere doeleinden kunnen gebruiken. Het zonnen zelf is voor slangen van groot belang.

De Adder is soms vrij dicht te benaderen, maar voorzichtigheid blijft altijd geboden, want er zijn altijd uitzonderingen.

Als een Adder aan vervelling toe is, worden de schubben, die over de ogen gelegen zijn, wat troebel hetgeen het gezichtsvermogen beperkt. Dergelijke exemplaren zijn vaak alerter en minder goed te benaderen. De Adder zal dan eerder bijten omdat hij werd verrast, uit angst of ter verdediging. Hetzelfde geldt trouwens ook voor de meeste andere giftige dieren.   

Bij een toevallige ontmoeting met een Adder bewaart men best voldoende afstand om het dier niet te verontrusten. Een Adder zal uit zichzelf nooit een mens aanvallen.

Indien men wordt gebeten, kan de beet van de Adder wel gevaarlijk zijn voor de mens, maar fatale gevallen zijn uiterst zeldzaam. Het gif is wel dodelijk voor de natuurlijke prooien, maar niet rechtstreeks voor de mens.

Slangengif bevat een neurotoxine, dat de spieren verlamt. Het is het meest gevaarlijke bestanddeel van slangengif. Het gif kan het hart en de longspieren verlammen. Het bevat tevens een haemotoxine, een bloedbaangif. Dit gif wordt door slangen gebruikt om de prooi zachter te maken, zodat ze gemakkelijker te verteren is. Dit kan ernstig weefselschade aanrichten. Het gif activeert bijvoorbeeld stollingsfactor V, hetgeen weefselnecrose veroorzaakt.  De giftanden van giftige slangen laten diepere en grotere wonden achter dan de andere tanden.

De Adder bezit een solenoglyf gebit. Solenoglyf betekent “buisvormige tand” en slaat op de holle giftanden waarin het gif wordt toegediend. De giftanden zijn relatief lang en naaldachtig zodat het gif dieper in de prooi wordt afgegeven. De Adder kan binnen een fractie van een seconde toeslaan. De giftanden zijn inklapbaar en worden in rustpositie, bij een gesloten bek, tegen het verhemelte gevouwen. Ze klappen automatisch open bij het openen van de bek. Om de tanden diep te laten indringen wordt bij een beet een enigszins slaande beweging gemaakt.  

De beetplek van de Adder is zichtbaar in de vorm van 2 rijen van tandafdrukken of een paar kleine puntvormige wondjes. Slangengif bevat meestal stoffen die de cellen (en dus ook het bloed) afbreken en het hart en de zenuwen aantasten. Soms zitten er ook stoffen in die de bloeddruk verlagen.

Bij een beet wordt er niet altijd gif ingebracht. Soms wordt een “droge beet” gegeven, louter ter afschrikking. Er wordt dan wel een slaande beweging gemaakt met de kop, maar de bek blijft gesloten. De Adder zal voorkomen dat hij zonder gif zit.

De gekende symptomen van een adderbeet zijn de volgende:

Binnen 5 tot 10 minuten treedt er een branderig gevoel op en de bijtplaats zwelt op. Na 30 tot 90 minuten kunnen er symptomen optreden zoals gevoelloosheid of tintelingen en/of spiertrekkingen. Binnen de 2 uur treden zwakheid, hoofdpijn, misselijkheid, braken, flauwvallen, hartklopping en/of onregelmatige ademhaling op. De zogenaamde anafylactische shock komt weinig voor, aangezien men reeds een keer eerder moet zijn gebeten, om deze sterke allergie te ontwikkelen.  

Als remedie bij een slangenbeet roept men onmiddellijk medische hulp in of vervoert men het slachtoffer naar een ziekenhuis. Ondertussen kan men de bijtwonde reinigen met water en zeep. Men moet ringen en andere knellende sieraden of kleding verwijderen vooraleer een zwelling optreedt. Indien een half uur na de beet geen zwelling optreedt en ook geen andere verschijnselen, dan is de kans op vergiftiging erg klein. Meld de ingeroepen medische hulp hierdoor echter niet af, om alle twijfel uit te sluiten.      

Het gebeten lidmaat moet lager worden gehouden dan het hart. Op die manier wordt de hoeveelheid gif die in de bloedsomloop terechtkomt zoveel mogelijk beperkt. Het slachtoffer moet rustig worden gehouden. Door opwinding kan het gif zich immers sneller door het lichaam verspreiden. Het slachtoffer mag waarom ook niet rennen naar een hulppost, maar hoogstens in een normaal tempo stappen of gewoon wachten op medische hulp.

Gifzuigtoestellen berokkenen meer kwaad dan goed. Ze bevorderen zelfs weefselsterfte. Ook een bandage is bij zwellingen af te raden.   

De steekplaats mag niet worden afgekoeld met bijvoorbeeld ijs. Dat bevordert ook weefselsterfte (opmerking: bij een schorpioenensteek is dit wel aangeraden).

Tegen de pijn kan er paracetamol worden genomen. Alcohol en aspirine werken bloedverdunnend waardoor het gif zich sneller door het lichaam verspreidt. Vergewis u van het feit dat het wel degelijk gaat om een Adder en niet om een andere (ontsnapte) slangensoort. Dit is zeer belangrijk bij het toedienen van een antigif. Er bestaat een antigif tegen adderbeten. Adders zelf zijn ook immuun voor addergif.  

Een dode Adder kan nog een uur een bijtreflex houden.   

Kinderen zijn gevoeliger dan volwassenen omwille van hun kleiner lichaamsgewicht.  

Home