NATUURLEXICON


Algen


De Wieren of Algen (Algae) omvatten een aantal één- of meercellige planten. Het belang van deze planten mag niet worden onderschat, want de zuurstofproductie op Aarde komt vooral van algen die leven in water (meren, sloten en vooral oceanen).

Ze vormen een bijzondere groep lagere planten die hoofdzakelijk in waterige milieus voorkomen. Men vindt ze in zoet en zout water, maar ook op vochtige plekken op het land. Ze kunnen heel erg klein tot meterslang zijn en sommige kunnen zelfs bewegen (geselwieren). Ze bezitten allemaal chlorofyl. Ze staan aan de basis van de voedselketen van waterige ecosystemen. De cellen hebben vaak een bepaald pigment en dit vormt de basis voor de onderverdeling van de wieren. Zo bestaan er Blauwwieren, Groenwieren, Bruinwieren en Roodwieren. Blauwwieren zijn ééncellige wieren met een typisch blauwgroene kleur. Groenwieren kunnen één- of meercellig zijn en kennen een grote variëteit in vormen (Darmwier, Zeesla). Bruinwieren vinden we vooral in ondiepe wateren langs de kust; ze kunnen bijzonder lang worden (tot 300 m). Roodwieren komen voornamelijk in tropische streken voor.

Kranswieren (Charophyceae) komen bijna uitsluitend voor in helder en relatief voedselarm water. Kranswieren zijn macroscopische, meercellige groenalgen. De planten bestaan uit een hoofdas (stengel) met knopen waarop kleinere zijtakken kransvormig zijn ingeplant. Onderaan de plant zijn er wortelachtige organen, die men rhizoïden noemt. Kranswieren kunnen als pioniers reeds snel drinkwaterbakken bevolken of wortelgaten van omgewaaide bomen. Ze dragen bij tot de sedimentatie van zwevend materiaal. Ze voorkomen ook dat bezonken deeltjes terug opwervelen. Ze nemen voedingsstoffen op uit het water. Kranswieren zouden ook de ontwikkeling van de zogenaamde blauwwieren tegengaan. Bij vertroebeling van het water gaan kranswieren snel afsterven wegens lichtgebrek.

Kiezelwieren of diatomeeën omvatten een klasse met enkele tienduizenden soorten, die vooral in zee- en zoetwater voorkomen. Deze klasse behoren meer tot de micro-organismen dan tot de algen. Het zijn ééncellige organismen die een celwand uit kiezelzuur bevatten. De celwand is voorzien van fraaie streep- en stippelpatronen.

Deze celwand blijft bewaard en vormt soms dikke lagen, de zogenaamde diatomeeënaarde, die o.a. wordt gebruikt voor afvalwaterzuivering. De organismen bestaan meestal uit 2 “schalen” die als een doos en een deksel op elkaar passen.

Samen met andere kleine algen staan kiezelwieren in voor meer dan de helft van de zuurstofvoorziening op aarde. Dit maakt de kiezelwieren even belangrijk als de tropische regenwouden. Kiezelwieren zijn in staat om organische stoffen te maken met behulp van zonlicht als energiebron (zie Fotosynthese). Ze staan aan het begin van de voedselpiramide en zijn verantwoordelijk voor de helft van de basisproductie van de levende organismen in de oceanen en zeeën. Doorgaans zijn kiezelwieren niet groter dan een tiende van een millimeter.

De kiezelwieren zijn het hele jaar door aanwezig in het water, maar in het voorjaar (maart-juni) zijn ze duidelijk het talrijkst, zowel in het aantal soorten als het aantal exemplaren. Kiezelwieren vermenigvuldigen zich in hoofdzaak door celdeling. De celdeling gebeurt gemiddeld eens per dag. Bij soorten die zich in het milieu goed thuisvoelen gaat de celdeling sneller dan bij de andere soorten. De samenstelling van de kiezelwierengemeenschap past zich dus snel aan aan veranderende milieuomstandigheden.

De kiezelwieren maken deel uit van het zogenaamde fytobenthos.

Fytoplankton, dit is een verzamelterm voor zeer kleine algen –maar groter dan het fytobenthos- speelt een belangrijke rol in de voedselketen in oceanen, maar ook in de koolstofbalans.

De vermesting zorgt voor een toename van voedingsstoffen in water, ook in het water van de Noordzee. Door het gebruik van fosfaatvrije wasmiddelen daalde de concentratie van fosfaten sedert het begin van deze eeuw , maar de concentratie van nitraten nam niet af. De toegenomen voedselrijkdom zorgt voor een toename van de zogenaamde “schuimalgen”, een schuimerige massa die op de kusten aanspoelt.

De schuimalg Phaeocystis globosa is een flagellaat. Deze algensoort komt in 2 verschijningsvormen voor: als een cel of als een cellenkolonie. Bij de kolonies liggen de cellen in een soort slijmlaag ingebed. Bij het afsterven van de algen kloppen golfbewegingen de schuimlaag op tot schuim, dat vervolgens in grote hoeveelheden op het strand aanspoelt. Ook de weersomstandigheden spelen een rol bij het optreden van deze algen.

Het afsterven van grote hoeveelheden algen kan leiden tot zuurstoftekort in bepaalde waterlagen, hetgeen nadelig is voor andere organismen in het Noordzee-ecosysteem.

Door de speciale klimatologische omstandigheden aan de Zuidpool treedt de aantasting van de ozonlaag vooral op boven Antarctica. Wetenschappers stelden op Antarctica vast dat het fytoplankton en zeewier worden aangetast door de warmere temperatuur van het water. Koolstofdioxide in de atmosfeer wordt door fytoplankton opgenomen. De aanmaak van het plankton situeert zich in de bovenste lagen van de oceanen, waar de lichtsterkte voor fotosynthese voldoende groot is.

Een impact van de klimaatverandering op het fytoplankton zal zeker een weerslag hebben op de hogere trofische niveaus, zoals het zoöplankton, de vissen, de zeevogels en de zeezoogdieren. Warmwaterminnende fytoplanktonsoorten rukken op naar het noorden terwijl koudwaterminnende soorten verschuiven naar de Noordpool toe. De bloei van fytoplankton verschuift door de temperatuursverandering en komt niet meer overeen met de levenscyclus van vissen. De opwarming van de oceanen en zeeën zorgt voor een verminderde verticale menging van de waterkolom in de zee. Die menging is nodig om voedingstoffen vanuit de diepere waterlagen naar het oppervlak te brengen voor de fytoplanktonbloei.  

De uitbreiding in onze streken van schadelijke microwieren zoals Cylindrospermopsis raciborskii en Gonystomum semen wordt deels toegeschreven aan de klimaatverandering (naast eutrofiëring).

Aangespoelde zeewieren op onze stranden trekken heel wat dieren aan zoals zandvlooien, wiervliegen (wiens larven zich in het wier ontwikkelen), kortschildkevers, mijten en springstaarten.



Home