NATUURLEXICON


Bechstein’s Vleermuis

Myotis bechsteinii


De Bechstein’s Vleermuis Myotis bechsteinii of Langoorvleermuis heeft oren die langer zijn dan de helft van kop en lichaam. In rust hangen de oren neerwaarts. Dit diertje is 8 cm lang en heeft een vleugelspanning van 40 cm.

Het is één van de zeldzaamste vleermuizen in West-en Midden-Europa. Het dier slaapt overdag in een holle boom, vleermuiskast of vogelnestkast. Kraamkolonies kunnen 15 tot 45 vrouwtjes tellen. Voor deze soort zijn zeer oude bomen (meer dan 100 jaar oud) belangrijk. Bij het verlaten van bossen maken deze vleermuizen dankbaar gebruik van kleine landschapselementen zoals houtkanten en bomenrijen als corridors. Voor de winterslaap kiezen ze bij voorkeur een grot, fort, groeve of kelder, waarin ze vrij hangen en de oren niet onder de vleugels worden gevouwen. In rust hangen de oren neerwaarts. De winterslaap duurt van oktober tot april. Vaak kiezen ze voor een plaats dicht bij de ingang van een grot of fort en soms ook voor holle bomen. In juni-juli wordt er per vrouwtje 1 jong geboren.  Het is een soort van structuurrijke oude bossen met een dichte ondergroei. Ook kleinere bossen en bosrijke landschappen worden door deze soort bezocht. Prooien, en dit zijn vooral niet-vliegende insecten (kevers, langpootmuggen, vliegen) of hooiwagens en spinnen, worden van struiken of bomen geplukt of van de bodem.

De verstoring van de zomer- en winterverblijven, lichthinder, jachtactiviteiten in bossen, verstoring van zwermlocaties, slachtofferrisico bij kappen, sloop en onderhoud, versnippering van de leefgebieden, slachtofferrisico bij wegen, verlies en aantasting van de jachthabitat, evenals het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen en milieuverontreiniging in het algemeen, zijn de belangrijkste bedreigingen voor deze soort.

Home