NATUURLEXICON


Begrazing


Begrazing is het eten van vegetatie door vee of wild.

Als beheersmaatregel gaat deze begrazing niet om het vee of het wild zelf, maar om het effect die de begrazing veroorzaakt. Door deze begrazing wordt namelijk voorkomen dat gebieden dichtgroeien met bomen of struiken. Sommige delen zullen intensiever worden begraasd, betreden door de grazers of bemest dan andere gebieden en op die manier ontstaat er afwisseling en dus een natuurlijker gebied.

Grote grazers houden delen van de vegetatie kort en zorgen dankzij hun ligplekken en hun verplaatsingen doorheen het gebied voor open plekken en dynamiek.

Runderen hebben lang gras nodig. Voor paarden moet het gras iets korter zijn.

Paarden graven ook de wortels van bijvoorbeeld brandnetels uit omdat die het zetmeel leveren dat ze nodig hebben. Ze eten ook rietstengels, waar amper voedingsstoffen in steken. Bij gebrek aan gras gaan ze in de winter over op de bast van bomen.

Runderen voeden zich in de winter met dood gras. Ze kunnen in de winter een kwart van hun gewicht verliezen zonder in de problemen te komen. In het voorjaar neemt dat gewicht op een paar weken opnieuw toe.  

Begrazing in natuurgebieden moet doorgaans zeer omzichtig worden georganiseerd en steeds extensief blijven, bijvoorbeeld per ha 1 pony of 3 schapen.

In heidegebieden worden vaak schapen ingezet als grazers. Schapen houden vooral van knoppen en jonge twijgen.

Bij de begrazing worden meestal verschillende rassen ingezet. Elk schapenras heeft namelijk zijn eigen graasgedrag. De Kempische Heideschapen hebben bijvoorbeeld een voorkeur voor boomopslag en struikhei, terwijl de rassen Entre Sambre et Meuse en het Lakense Heideschaap uitgesproken grazers zijn en vooral Bochtige Smele Deschampsia flexuosa en Pijpenstrootje Molinia caerulea eten.  

Schotse Hooglanders bouwen voldoende vet op om jaarrond in een natuurgebied te kunnen overleven.

In sommige gevallen, bijvoorbeeld wanneer het voedselaanbod te beperkt is tijdens het winterhalfjaar of wanneer het gebied te nat wordt, worden de dieren uit de gebieden weggehaald, ondanks hun zelfredzaamheid.   

Schotse Hooglanders eten vooral grassen, Vogelkers-soorten Prunus species, Brandnetel-soorten Urtica species en (vooral in de herfst) bladeren en takken van houtige gewassen. Europese Bizons, die in Nederland reeds worden ingezet, eten vooral gras, Kardinaalsmuts Euonymus species en bast van bomen.

Bij begrazing moet de ontwikkeling van een gevarieerde vegetatiestructuur mogelijk blijven. Dit kan door een geleidelijke afbouw van de graasdruk of door het inlassen van periodes zonder begrazing of met minder begrazing.

Op voormalige graslanden zal zich zonder begrazing meestal een open bos ontwikkelen, terwijl voormalige akkers zich soms snel ontwikkelen tot een gesloten bos.

Konik-paarden zijn kleine, resistente paarden die nauw verwant zijn aan de Tarpan, het oorspronkelijke Europese wilde paard.  

Een mix van verschillende soorten grazers in een natuurgebied is ideaal. Een rund is een echte grazer, een geit is een verhakselaar, een paard houdt van gras, maar eet ook houtige gewassen en schapen eten naargelang het ras grassen, houtopslag of struikjes. Op die manier wordt de natuurlijke en landschappelijk verscheidenheid bevorderd. Vlinders, insecten, broedvogels en ook tal van planten houden van een gevarieerde omgeving.  

Een jaarlijks nazicht van de dieren door een veearts, inclusief het controleren en vaccineren tegen bepaalde specifieke dierenziekten, is verplicht. Er bevinden zich immers grote aantallen echt huis-vee in de nabije omgeving.

Als de oppervlakte bos te klein is ten opzichte van de lage vegetaties, worden de bosranden bij bosbegrazing te sterk beïnvloed. Op die plaats kunnen zich geen zoomvegetaties ontwikkelen, maar zullen er zich wel nitrofiele soorten vestigen.

Oude bossen blijven beter gevrijwaard van begrazing, want mogelijk zullen de begrazingsinvloeden voor de verstoring van bijzondere milieus zorgen.  

Ontmoetingen met grote grazers zijn niet zonder risico wanneer men onvoldoende afstand houdt tot de dieren. Schotse Hooglanders zijn tamelijk onverstoorbaar, maar als ze schrikken kunnen ze een aanvalsreactie uitlokken. Paarden associëren de mens met eten, hetgeen kan leiden tot bijtgedrag. Een afstand van 25 m voorkomt doorgaans voornoemde problemen.

De uitwerpselen van bijvoorbeeld runderen bestaat uit fijn gemalen organisch materiaal waar veel soorten op afkomen. Kevers en andere kleine diertjes kunnen er zich in voortplanten, schuilen, eten of van gedaante verwisselen. Deze kleine diertjes vormen dan weer het voedsel voor onder meer zoogdieren en vogels.   

Landbouwvee dat werd behandeld met ontwormingsmiddelen wordt beter niet ingezet in natuurgebieden. De ontwormingsmiddelen komen via de uitwerpselen van het vee in de natuur terecht. De larven van insecten die de uitwerpselen verwerken zoals bijvoorbeeld mestkevers, sterven. De mest blijft hierdoor langer liggen en wordt niet verspreid, zodat planten de voedingsstoffen minder goed opnemen. De larven die worden gedood, dienen zelf als voedsel voor insecteneters.

Veel planten zijn door middel van stekels, gif of brandharen gewapend tegen begrazing. Sommige planten worden verspreid door grazers via de vacht of de uitwerpselen.

Een natuurlijke begrazing houdt in dat er een extensieve begrazing gebeurt het hele jaar door, ook in de winter, door runder- en paardenrassen die gehard genoeg zijn. Ze moeten bestand zijn tegen de winterkou en raad weten met een mindere kwaliteit wintervoedsel.

Deze robuuste grazers zijn tevens in staat om in balans te leven met hun wormen en andere parasieten, indien nodig geholpen door planten (Boerenwormkruid, Bijvoet). Sociale kuddes in een natuurgebied geven de “terreinkennis” die ze opdoen van generatie op generatie door.   

Home