NATUURLEXICON


Bont Dikkopje

Carterocephalus palaemon


Het Bont Dikkopje Carterocephalus palaemon is een zeldzame vlinder.

De aantallen zijn achteruit gegaan door het verdwijnen van grazige plekken in lichte loofbossen en de verdroging van vochtige graslanden en veenweiden. Deze vlinder houdt van de overgang van vochtige graslanden naar vochtige bossen, open plekken in broekbossen en heiden.

Voor het behoud van grazige plekken zijn Konijnen Oryctolagus cuniculus noodzakelijk.

Ook het verdwijnen van de hakhout-cultuur speelt het diertje parten. Vaak zijn er kleine open wateren in de buurt van het leefgebied.

Deze vlinder, die behoort tot de dikkopjes, vliegt in één generatie tussen begin mei en eind juni.

Deze vlinder heeft gele en roomkleurige vlekken op de bruine vleugels. De onderkant van de vleugels is lichter gekleurd.

De eitjes worden één voor één afgezet op (vooral) Ruwe Dravik Bromopsis ramosa, Gewoon Timoteegras Phleum pratense, Gestreepte Witbol Holcus lanatus, Pijpenstrootje Molinia caerulea, Hennegras Calamagrostis canescens en Grote Vossenstaart Alopecurus pratensis.

De waardplanten staan meestal in een bosrand of op een open, vrij vochtige, grazige en schaduwrijke plaats in het bos, in vegetaties die al meerdere jaren niet gemaaid worden.

De groene rupsen, die later geelbruin worden, voeden zich met de waardplanten tot een stuk in oktober. Deze rupsen maken een spinsel van bladeren waarin ze overwinteren. Dit spinsel, dat men ook wel hibernaculum noemt,  bevindt zich 5 tot 30 cm boven de grond. De rups heeft dan de kleur van dorre grassen en is goed gecamoufleerd. Na de overwintering, dit is in het vroege voorjaar, verpoppen de rupsen. Meestal gebeurt dit op de grond, soms op bladeren. De mannetjes verdedigen een territorium in het leefgebied, vrouwtjes zoeken open, bloemrijke plaatsen op voor de nectar. De vrouwtjes hebben een grote nectarbehoefte en zullen dus op bloemrijke plaatsen te vinden zijn.  

Via bospaden of bosranden kan deze vlinder nieuwe gebieden koloniseren. De populaties van deze soort zijn meestal vrij klein en worden waarschijnlijk vaak over het hoofd gezien.

Om een verdere achteruitgang van deze soort te vermijden is het belangrijk dat de leefgebieden niet verder verdrogen. Door verdroging bevatten de waardplanten in het najaar onvoldoende voedsel, waardoor de rupsen sterven. Ze eten immers alleen groene bladeren. Ook de open plekken in bossen moeten worden behouden. Hierdoor blijven er zonnige, bloemrijke plaatsen over. Een hakhoutbeheer gecombineerd met gefaseerd maaien in de ruigten en zomen verdient de voorkeur. Omdat de rupsen lang op de waardplanten aanwezig zijn, is een beheer waarbij het hele jaar door een deel van de grazige vegetatie blijft staan, van belang.  

Home