NATUURLEXICON


 Bossig Gaffeltandmos

Dicranum montanum


Het Bossig Gaffeltandmos Dicranum montanum behoort tot de bladmossen. De naam “gaffel” refereert naar de gevorkte vertakking van tanden op sporenkapsel.

Dit mos groeit vooral in oude, vochtige bossen. Het bezit geen glasharen, waarmee het zonlicht kan reflecteren en is daardoor gevoelig voor uitdroging. Het vormt daarom dichte kussentjes waarbinnen het altijd vochtig blijft.

Het groeit als epifyt (op andere planten zonder dat het daaraan voedingsstoffen onttrekt), liefst op bomen met een voedselarme schors, en dit zowel op stammen, boomvoeten, stobben als dood hout.

De bomen betreffen meestal Beuk Fagus sylvatica, Eik-soorten Quercus species of Berk-soorten Betula species.

Het Bossig Gaffeltandmos kan zich ongeslachtelijk voortplanten of geslachtelijk. Bij de ongeslachtelijke voortplanting worden op de stengeltoppen bosjes bebladerde takjes gevormd waarin zich broedlichaampjes bevinden. Deze breken af en worden via het water of dieren (vogelpoten) verspreid.

De geslachtelijke voortplanting wordt begunstigd door verbeterde milieuomstandigheden zoals minder zwavel en stikstof in de lucht en een natuurlijker bosbeheer. Bij de geslachtelijke voortplanting worden sporenkapsels met gegaffelde tanden gevormd en groeien er nieuwe mosplantjes uit de sporen. De geslachtelijke voortplanting komt veel minder voor dan de ongeslachtelijke.   

Het Bossig Gaffeltandmos vinden we vooral op een voedselarme zandgrond. Het heeft een heldergroene kleur. De stengeltjes zijn rondom bezet met lancetvormige blaadjes.  

Dit mos vormt kussentjes van 1 cm hoog en bereikt enkele cm in diameter.

Het is een trage groeier.

Home