NATUURLEXICON


 Boswitje

Leptidea sinapis



Het Boswitje Leptidea sinapis is een soort van open bossen, bosranden met een kruidenrijke vegetatie, brede bospaden en bloemrijke (kalk)graslanden in de buurt van bossen.

Dit witje vliegt in twee generaties, tussen begin mei en eind augustus. Het is een vrij honkvaste soort. Het Boswitje heeft lange, smalle vleugels met een ronde, zwarte vlek voor de vleugeltip. De eitjes worden afzonderlijk afgezet op de bladeren van Veldlathyrus Lathyrus pratensis, Vogelwikke Vicia cracca, Gewone Rolklaver Lotus corniculatus en Moerasrolklaver Lotus pedunculatus.

Pas uitgekomen rupsen kleven aan het blad door een zelf gefabriceerd spinsel. Ze voeden zich met de bladeren van de waardplanten. De verpopping gebeurt tussen grassen of houtige gewassen. De overwintering gebeurt als pop. De mannetjes zoeken actief naar vrouwtjes (patrolling). De vrouwtjes gaan vooral op bloembezoek.

Enkel licht beschaduwde plaatsen (bospaden, struikopslag) zijn geschikt voor deze vlinder.  

Door het creëren van inhammen in zonnig gelegen bosranden en kapvlakten in bossen kan het leefgebied verder uitgebreid worden.

De voornaamste oorzaken van de achteruitgang van het Boswitje zijn de vermesting van schrale graslanden door de intensivering van de landbouw en een verandering in het bosbeheer waardoor mantel- en zoomvegetaties verdwenen. Op kalkgraslanden zorgt het achterwege blijven van beheer ervoor dat de vegetatie te dicht en te hoog wordt, waardoor de waardplanten zich niet meer in de geschikte omstandigheden bevinden voor de ei-afzet.

Een geschikt beheer moet zorgen voor een vrij open vegetatie aan bosranden of op brede bospaden waarin de waardplanten boven de overige vegetatie uitsteken en gemakkelijk bereikbaar zijn voor de ei-afzet. Deze situatie kan bekomen worden door een extensief begrazingsbeheer of een gefaseerd maaibeheer toe te passen.

Home