NATUURLEXICON
Dagpauwoog
Aglais io
De Dagpauwoog Aglais io behoort tot de aurelia’s.
Hij meet tot 35 mm, heeft een vleugelspanning tot 6 cm en kan het hele jaar door in allerlei biotopen worden gezien. Hij heeft zowel op de rood-
Deze vlinder vliegt in twee generaties per jaar: een eerste van maart tot juni en een tweede van juli tot oktober. Soms kan er een derde generatie zijn.
Deze vlinder bezoekt in tuinen vaak verschillende bloemen, ook in stedelijke gebieden. We vinden deze soort onder meer op Sporkehout Rhamnus frangula, Vlinderstruik Buddleja davidii, Winterbloeiende Heide Erica carnea, Leeuwentand-
De eitjes worden in groepen van 200 tot 400 afgezet op Grote Brandnetel Urtica dioica.
De groenig witte harige rupsen met een grote glanzende kop maken bij het uitkomen een web door bladeren aan elkaar te spinnen waarin ze zich in groep voeden. Als de plant op is, verhuizen ze naar een andere plant. Vlak voor de verpopping trekken de rupsen in hun eentje weg. Ze zijn na een aantal vervellingen dan bijna zwart geworden. De verpopping gebeurt op een hoogte van ongeveer 1 m boven de grond, meestal op een takje. De rups spint geen cocon om te verpoppen. De aan de staart opgehangen poppen zijn groen of grijsbruin. De gedaanteverwisseling van pop tot vlinder duurt ongeveer 2 weken. Deze vlinder overwintert als volwassen dier in holle bomen, in dierholen, ook in gebouwen, bijvoorbeeld op zolders. De overwinteringsplaatsen moeten koel zijn, en matig vochtig, tegen uitdroging.
In verwarmde ruimten sterven de vlinders, omdat de energiereserves bij een verhoogde activiteit te snel opgebruikt zijn.
Hij kan in januari-
Door de vermesting zijn de aantallen van de Grote Brandnetel overal sterk toegenomen zodat het aanbod aan voedselplanten voor deze vlinder zeer groot is. Het is één van de weinige vlinders waarvan we kunnen zeggen dat hij niet bedreigd is.
De stand van deze vlinder kan wel worden bevorderd door op vrij vochtige halfbeschaduwde plaatsen, zoals bosranden, sloten, hagen en struwelen groepjes Brandnetels te laten staan. Ook in stedelijke gebieden kunnen op tal van plaatsen voortplantingsplaatsen worden gecreëerd. In het voorjaar en de nazomer moet er voldoende nectar voor de vlinders aanwezig zijn.