NATUURLEXICON


Dodaars

Tachybaptus ruficollis



De Dodaars Tachybaptus ruficollis is de kleinste onder de futen. Het is een min of meer bolvormig vogeltje van 25 tot 30 cm groot met een korte nek, een afgestompte snavel en een kort lichaam. In de zomer heeft de vogel roestrode wangen, keel en hals. Hij heeft een opvallende lichte vlek aan de basis van de snavel.

In winterkleed is hij vaalbruin bovenaan, wit in de nek en op de wangen, met een beige kruin.

De Dodaars komt vooral voor op plassen met een opgaande begroeiing. Bij onraad zoekt hij een schuilplaats in deze vegetatie of laat hij zich tot zijn kop onder water zakken. Hij kan buiten de broedtijd ook te zien zijn in traagstromende rivieren en waterbekkens.

Deze vogel leeft meestal solitair. Hij vliegt vaak laag over het water.    

Zijn voedsel bestaat uit insecten, weekdieren, kreeftachtigen en vis.

Het nest wordt gebouwd op drijvende vegetatie in ondiepe of dicht begroeide delen van zoetwatermoerassen, plassen, vennen, sloten, meren en infiltratiegebieden in de duinen met voldoende ondergedoken vegetatie.  

Van april tot juni legt het vrouwtje 3 of 4 eieren. Beide ouders broeden gedurende 19 tot 25 dagen en voederen de jongen.  

De Dodaars is bij ons een broedvogel en wintergast. De vogel kan het hele jaar worden gezien.

Deze vogel schuwt de nabijheid van mensen niet en komt ook veel voor in recreatiegebieden en stadsgrachten.


Home