NATUURLEXICON


Draaihals

Jynx torquilla



De Draaihals  Jynx torquilla meet 16 cm. Het is bij ons een doortrekker. Veel doortrekkende exemplaren komen uit Scandinavië.  

Hij is bij ons te zien tussen april en september. Het uitzicht van deze vogel doet niet meteen aan een specht denken. Hij is grijsbruin met een boomschorstekening. Bij gevaar kruipt de vogel dicht tegen een boomtak aan of drukt hij zich plat op de grond, waarbij hij zijn kop steeds heen en weer draait (“draaihals”).

Hij maakt langzame kopbewegingen bij de balts en bij het dreigen. De onderkant van deze vogel en de staart zijn voorzien van banden. Zijn vlucht is traag. Hij is in staat zich als een specht tegen een boom te klemmen. Hij heeft een lange tong waarmee hij insecten vangt.

Hij leeft van mieren, hun larven en hun poppen. Deze sleept hij uit hun nest.

Deze soort trekt in de winter naar Afrika of Zuid-Azië. Hij broedt in holle bomen in lichte bossen en parken of heideterreinen, waar veel mieren voorkomen. Ook hoogstamboomgaarden zijn een favoriet broedterrein. Het nest maakt hij in een natuurlijke holte waarin 7 tot 10 eieren worden gelegd. Beide ouders broeden en voederen de jongen. Hij hakt de holte niet zelf uit.

De broedhabitat van deze vogel verslechtert door vergrassing en verbossing van open zandige bodems (leidend tot afname van heischrale en pioniervegetaties, waardoor mierenpopulaties verdwijnen of onbereikbaar worden), te intensief terreinbeheer in natuurgebieden (vernietiging microreliëf en structuurvegetatie door machinaal plaggen), gebrek aan nestbomen (berkenopslag verwijderd, natuurlijke verjonging wordt verhinderd door grote grazers). Daarnaast spelen biogeografische factoren mee (inkrimpend broedareaal in geheel Noordwest-Europa).

Scherpe overgangen tussen open land en bos moeten verzacht worden met geleidelijke overgangen. Het laten staan van dood oud hout betekent een pluspunt voor deze vogel.

Een bijkomende bedreiging vormt nog steeds het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. 

 

Home