NATUURLEXICON


Driehoornmestkever

Typhaeus typhoeus



De Driehoornmestkever Typhaeus typhoeus is een kever die voorkomt in open, zandige terreinen en heide, op schapen- en konijnenmest en soms ook op plaatsen met mest van Reeën, herten, koeien, paarden of geiten. Soms komt hij ook voor op veen-, klei-, leem- of kalkgrond. De kever meet tot 20 mm. De kever zou jaarrond te zien kunnen zijn, maar de meeste kans om de kever te vinden is tussen februari en mei.

Het mannetje draagt op het halsschild drie naar voren gerichte hoorns en wordt daarom ook soms Heidedrietand genoemd. De hoorns worden gebruikt om te vechten met andere mannetjes voor de gunst van een vrouwtje en ook wel ter verdediging van het nest. De (meestal) zwarte dekschilden hebben opvallende lengtegroeven.

Het vrouwtje draagt enkel 2 puntige knobbels in plaats van hoorns.  

De kever graaft een tot 1,5 m diepe gang in de grond. Deze moedergang is voorzien van talrijke zijgangen met broedkamers, waarin zich mestballetjes bevinden als voedsel voor de larven. Het nest lijkt op een kleine molshoop met een diameter van ongeveer 10 cm.

Veel mestkevers zijn ook in de winter actief. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat ze in de winter minder concurrentie hebben van bijvoorbeeld vliegen. Deze kevers verzamelen vooral mest bij nat weer omdat deze dan malser is en meer geclusterd waardoor hij makkelijker te hanteren valt. De kever kan de lichaamstemperatuur efficiënt regelen omdat hij vrij groot is. Hij kan bij koudere temperaturen dus ook nog actief zijn.

Mestkevers zorgen er samen met wormen, schimmels en bacteriën voor dat mest minder lang blijft liggen. Er is dan minder vervluchtiging van stikstof. Wormen en parasieten in de mest krijgen dan ook minder kans om andere dieren te besmetten. Ze dragen ook bij tot een vermenging en een betere doorluchting van de bodem door de gangen die ze graven.       

De kever wordt graag gegeten door de Laatvlieger Eptesicus serotinus, een vleermuissoort.

Home