NATUURLEXICON


Ecocentrisme


In de milieufilosofie spreken we van het antropocentrisme en het ecocentrisme. In de eerste strekking staat de mens centraal. In deze gedachtengang is de natuur ondergeschikt aan de mens. De natuur heeft dan enkel de waarde die de mens er wil aan toekennen. De natuur moet nuttig zijn voor de mens.

Velen beschouwen dit als de overheersende ideologie van onze cultuur en tevens de dieperliggende oorzaak van de milieuproblemen en de vernietiging van de natuur. De jacht bijvoorbeeld is uitgesproken antropocentrisch. Een aantal dieren wordt als nuttig beschouwd wanneer ze als voedsel kunnen dienen. Andere dieren die zogezegd een bedreiging vormen (predatoren) moeten er aan geloven.

Aan de andere kant staat het ecocentrisme, dat de mens gelijkstelt met de natuur. Andere levensvormen krijgen een intrinsieke waarde, die los staat van de mens en zeker niet samenvalt met de nuttigheidsfunctie.

Sinds enkele decennia wint het ecocentrisme terrein. Dat de natuur een zekere intrinsieke waarde heeft en niet louter omwille van de mens moet beschermd worden, is intussen doorgedrongen in wetgeving en beleid.

Zelfs nu we aanvaarden dat de natuur een intrinsieke waarde heeft, bestaan er nog verschillende natuurbeelden naast elkaar.

Dat zien we aan de soms concurrerende en in de tijd evoluerende natuurbehoudsmaatregelen. Tussen “niets doen” versus “ingrijpen” in de natuur bestaan er vele tussenvormen. Het streefdoel van een wilde en ongerepte natuur die zich zonder tussenkomst van de mens ongestoord moet kunnen ontwikkelen wordt geplaatst tegenover de natuur van het oude cultuurlandschap dat alleen door een intensief natuurbeheer in stand kan worden gehouden. Vaak zullen de maatregelen elkaar aanvullen.


Home