NATUURLEXICON


Feromonen


Feromonen zijn chemische signaalstoffen die door dieren worden uitgescheiden en als communicatiemiddel fungeren tussen soortgenoten.

De feromonen zijn vooral bekend bij insecten en gewervelde dieren. De stoffen worden door speciale klieren gevormd en afgegeven aan de lucht, het water of een vast object. De feromonen prikkelen de reuk- of smaakzintuigen.

De feromonen die door een vrouwelijke vlinder worden afgescheiden verspreiden zich kilometers ver via zogenaamde luchtzakken. De feromonen bereiken op afstand de feromoonreceptoren op de antennes van een mannetje. Het mannetje vliegt hierna zigzaggend omhoog tot hij een andere luchtzak raak waarin de chemische stof zit. Het mannetje volgt op die manier het chemische spoor tot het bij het vrouwtje terecht komt en ermee kan paren.    

De stoffen spelen vooral een rol bij de voortplanting, de herkenning en alarmering van soortgenoten en de territoriumafbakening.

Door middel van deze feromonen verschaffen individuen van eenzelfde soort zich informatie over andere individuen.

Konijnen kunnen bijvoorbeeld aan de geur van feromonen afleiden hoe oud andere konijnen zijn en welke de seksuele en sociale status is. Ook mensen scheiden feromonen af.  

Huiskatten hebben geurklieren op hun kop en wrijven de geur op voorwerpen, andere dieren en ook mensen. Dit gedrag wordt ook wel “stoten” genoemd en heeft bij katten een kalmerend effect.  

Deze geursignalen werken ook goed onder water. Vissen en schaaldieren hebben een sterk ontwikkeld reukvermogen om de feromonen te detecteren.

Tijdens het foerageren laten verschillende soorten mieren spoorferomonen achter. Ze vormen hiermee een chemisch kruimelspoor om zichzelf en elkaar naar de beste voedselbronnen te leiden.  

Ook planten zouden in staat zijn om bepaalde stoffen aan te maken die als lokstoffen fungeren ten aanzien van de natuurlijke vijanden van de planteneters. Planten maken ook gifstoffen aan. Maar slaagt een plant erin om bijvoorbeeld sluipwespen te lokken, dan zal de plant van de rupsen geen last meer hebben. De sluipwesp legt namelijk eitjes in de rups en haar larven eten de rups van binnenuit op.

De meeste planten gebruiken de beide verdedigingsstrategieën, maar moeten toch aan één van de twee de voorkeur geven, aangezien ze maar over een beperkte hoeveelheid energie beschikken. Die keuze is bepalend, want een plant die een verkeerde keuze maakt, zal minder makkelijk overleven.  

Home