NATUURLEXICON


Fluiter

Phylloscopus sibilatrix   



De Fluiter Phylloscopus sibilatrix meet tot 13 cm en komt vooral voor in zandstreken met hoog opgaand hout.

Zijn uitverkoren biotoop situeert zich in beukenbossen met weinig ondergroei, maar wel met lage takken als zitplaats.

Hij heeft een gele keel, een gele oogstreep, een gele borst, een groene rug en een wittige buikzijde.

De zang is een melancholiek “pjuu-pjuu-pjuu” en een snel “sip-sip-sip-sirr”.

Zijn voedsel bestaat uit insecten en bessen.

In mei en juni legt het vrouwtje 6 tot 7 eitjes in een nest op de grond. Het nest wordt door het vrouwtje gebouwd van gras en bladeren. Het is voorzien van een koepelvormig dak en een zij-ingang. Beide ouders voederen de jongen.

Als broedplaats verkiest de vogel plaatsen met een lage muizenstand. Muizen zelf kunnen immers nesten roven en op plaatsen waar veel muizen voorkomen, komen ook veel predatoren voor van die muizen. Dezelfde predatoren hebben ook de Fluiter als prooi. In mastjaren met bijvoorbeeld veel beukennootjes neemt de muizenstand toe. Daar zullen er weinig Fluiters worden opgemerkt.

De Fluiter is een broedvogel; hij trekt door en weg in vóór- en najaar. Hij is bij ons van april tot september.

Deze vogel overwintert in de wouden van Centraal-Afrika, en die worden helaas massaal gekapt.  

Home