NATUURLEXICON


Gouden Sprinkhaan

Chrysochraon dispar   


De Gouden Sprinkhaan Chrysochraon dispar heeft een lengte tot 3 cm en komt van juni tot oktober voor in vochtige (overstromings-)graslanden, meestal met een halfhoge vegetatie van grassen, russen of schijngrassen. We vinden deze zeldzame soort vooral op vochtige heide, in veenmosrietlanden en in verruigde graslanden.

De soort kan ook wel worden gevonden in drogere biotopen zoals wegbermen en zelfs op kalkgraslanden.

Deze sprinkhaan is een soort met een sterk sexueel dimorfisme.

Het mannetje is vrij klein, lichtgroen en heeft een duidelijke metaalglans. De achterschenen zijn geel en de vleugels reiken bijna tot aan de lange, spitse achterlijfspunt.

Het vrouwtje is groter, grijsbruin, zelden geel en heeft een lichte metaalglans. Af en toe komt een paars vrouwtje voor. De onderkant van de achterschenen is rood gekleurd. De vleugels zijn nauwelijks langer dan het halsschild, maar soms zijn de vleugels wel langer dan normaal.  

Deze sprinkhaan brengt een scherp geluid voort dat doet denken aan een naaimachine.

Deze sprinkhaan is herbivoor en voedt zich met grassen en schijngrassen. Kruidachtige planten schijnt hij te mijden.

Het vrouwtje legt eind juli de eitjes in vermolmd hout maar nog het meest in holle, afgebroken stengels.

De eieren worden vaak afgezet in het merg van afgebroken stengels van o.a. Braam Rubus fruticosus, Grote Engelwortel Angelica archangelica en zelfs Lisdodde-soorten Typha species.

Het vrouwtje boort hiertoe een tot 4 cm diep kanaal in de plantenstengel. De eitjes worden in een schuimige, uithardende afscheiding gelegd.

Bij overstromingen kan het gebeuren dat de eitjes via het plantenmateriaal getransporteerd worden naar stroomafwaarts gelegen plaatsen. Daarom kunnen de vindplaatsen van deze soort ver uit elkaar liggen.

Een beheer gericht op het open houden van vegetatie en vernatting begunstigt deze soort. Ook het creëren van bijkomende overstrominggebieden (klimaatbuffering) in het kader van de klimaatverandering kan voor deze soort gunstig uitdraaien. Mogelijk kan de soort het volhouden in overstromingsgebieden doordat de periodieke overstromingen zorgen voor een geringere concurrentie met soorten die minder goed tegen overstroming kunnen.

Aangezien deze soort halfhoge vegetaties verkiest, is het dus aangewezen om het leefgebied niet te maaien vóór de eileg. Ook na de eileg wordt best niet gemaaid, aangezien deze sprinkhaan de eitjes in planten legt.

Als de vegetatie gemaaid wordt komt de soort alleen in perceelsranden of langs ongemaaide grachtkanten voor.  

Extensieve begrazing in deze gebieden is de meest interessante beheersvorm.

Home