NATUURLEXICON


Goudplevier

Pluvialis apricaria   


De Goudplevier Pluvialis apricaria  heeft in zomerkleed een wit gebiesde, zwarte buik met bruine bovendelen met gouden spikkels. In winterkleed heeft hij lichte onderdelen en een vage vleugelstreep.

Hij meet tot 28 cm. De roep klinkt als “tjuutjuluu”.

Deze vogel bewoont open graslanden op zeeklei- of veenbodems, heiden, zandverstuivingen en hoogveengebieden. Hij trekt in grote aantallen door langs de kust. De vogel foerageert op graslanden, vooral oude permanente graslanden in oude kleipolders. Deze graslanden zijn rijk aan Regenwormen Lumbricus terrestris. In het voorjaar voedt hij zich vooral met emelten.

Goudplevieren rusten en slapen op braakliggende akkers tussen de aardkluiten.   

Hij maakt een nest op de grond. Het nest is een met wat plantaardig materiaal bekleed ondiep kuiltje.

Van april tot juli legt het vrouwtje 4 eieren. Het mannetje en het vrouwtje wisselen af bij het broeden. Beide ouders bewaken het nest.

De Goudplevier broedt 2 keer per jaar. Hij is bij ons te zien van maart tot oktober.

Hij overwintert in het Middellandse Zeegebied en Zuid-West-Azië. In najaar en voorjaar trekt de Goudplevier in grote aantallen door; hij overwintert in veel kleinere aantallen bij ons. Het mag niet te koud worden, anders vindt hij niet genoeg voedsel meer. De vogels die hier overwinteren komen uit IJsland en Groot-Brittanië.

De Goudplevier wordt vaak lastig gevallen door de Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus. Deze achtervolgt de Goudplevier en steelt zijn prooi. We noemen dit verschijnsel kleptoparasitisme.   

Vaak wordt hij zelf het prooidier van de Slechtvalk Falco peregrinus.

 

Home