NATUURLEXICON


Grauwe Gans

Anser anser   


De Grauwe Gans Anser anser is een gans met een lengte van 70 (vrouwtje) tot 82 cm (mannetje). De spanwijdte bedraagt 147 tot 180 cm. Het is een grote, zware gans.

Deze gans heeft een lichte kop, een geeloranje snavel, roze poten en zilvergrijze voorvleugels die vooral in de vlucht opvallen. Het verenkleed is overigens effen grijsbruin zonder sterke contrasten.

Grauwe Ganzen vliegen vaak in een V-formatie.  

Deze gans broedt in Noord- en Oost-Europa in rietvelden, moerassen en bij meren met een rijke begroeiing.

Grauwe Ganzen leven in vaste paren.

Het geluid bestaat uit rauwe, nasale gakgeluiden.

In maart-april legt het vrouwtje 4 tot 6 eieren. Het vrouwtje broedt ongeveer een maand op de eieren, terwijl het mannetje ondertussen het nest bewaakt. Beide ouders verzorgen de jongen.   

De Grauwe Gans foerageert op graslanden en akkers.

Het is een talrijke doortrekker en overwinteraar. Af en toe zijn er ook bij ons enkele broedgevallen.

Deze gans was vroeger een algemene broedvogel.

Voor de meeste roofvogels en marterachtigen is de Grauwe Gans een te grote prooi. Jonge Ganzen vallen soms wel ten prooi aan Snoek Esox lucius en Blauwe Reiger Ardea cinerea. Een van de belangrijkste predatoren is in Vlaanderen zeker en vast de Vos Vulpes vulpes. De broedmogelijkheden van deze soort nemen duidelijk af wanneer zich Vossen in het leefgebied vestigen. Dan broedt deze soort alleen nog op ontoegankelijke eilandjes. Broedende ganzen worden door de Vos op het nest aangevallen.

Het klinkt vreemd maar natuurontwikkeling kan ervoor zorgen dat het areaal aan geschikt broedgebied van de Grauwe Gans verkleint. Ook het opgroeigebied van de kuikens kan worden verkleind door het reduceren van korte, grazige vegetaties in de onmiddellijke nabijheid van open water. Het omzetten van cultuurgraslanden in ruigte of bos of gebieden met een extensief (maai)beheer zal een negatief effect hebben op het reproductiesucces en de soort op termijn uit het gebied weghouden.

Wanneer men dus zorgt dat een gebied minder aantrekkelijk wordt voor de Grauwe Gans, dan zal dit zeker niet in haar kaart spelen. De intensieve landbouw zorgt immers voor een grote hoeveelheid voedsel voor de ganzen.

Ook in de omgeving van luchthavens, waar wordt gevreesd voor de veiligheid van het vliegverkeer, is het zaak om er voor te zorgen dat de directe omgeving van de luchthaven zo min mogelijk aantrekkelijk wordt gemaakt voor ganzen. Er zouden in de nabijheid van start- en landingsbanen bijvoorbeeld geen aantrekkelijke gewassen voor de dieren mogen worden verbouwd, zoals granen. Op die manier zal worden voorkomen dat er vliegbewegingen van de ganzen over de start- en landingsbanen gebeuren. Financiële tegemoetkomingen ten aanzien van de landbouwers moeten ervoor zorgen dat er in de ruime omtrek van de luchthaven geen graangewassen meer worden verbouwd. Dit sluit de teelt van voor de ganzen onaantrekkelijke gewassen niet uit.

Wanneer men in kustgebieden overgaat tot de teelt van zilte gewassen (Lamsoor, Zeekraal) dan is het logisch dat Grauwe Ganzen hier op afkomen.

Grauwe Ganzen prefereren goed beschermde plaatsen om een nest te maken, zoals riet of ruigte vlakbij water, eilanden of moeilijk bereikbare strekdammen. Een concrete maatregel die genomen kan worden is het toegankelijk maken van de broedplek voor Vossen en het verwijderen van dichte vegetaties in het broedhabitat, waardoor de Grauwe Gans minder snel tot broeden overgaat.

Het creëren van opvanggebieden voor niet-broedende, rondzwervende ganzen, het afrasteren van kwetsbare percelen naast natuurgebieden en een andere inrichting van het landschap waardoor het contact tussen ganzenpopulaties en aangrenzende landbouwgebieden wordt verminderd, kunnen op termijn de schade beperken.  

De populatie van de Grauwe Gans zal niet onbeperkt doorgroeien. Dichtheidsafhankelijke processen, zoals de beschikbaarheid van een opgroeigebied, zullen bij een toenemende populatiegrootte leiden tot een afnemende reproductie en/of overleving.

Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat het onmogelijk is om door middel van afschot het aantal ganzen daadwerkelijk te doen afnemen. Diersoorten die veel jongen produceren, zoals ganzen, zijn in staat grote verliezen snel te compenseren door het produceren van extra jongen.

In Nederland heeft men vastgesteld dat afschot van ganzen ook niet leidt tot minder schade. Onderzoekers van de Wageningen Universiteit kwamen tot de conclusie dat het afschieten van ganzen duurder uitvalt dan de boeren compenseren met schadevergoedingen.

In de winter verblijven er in Nederland maar liefst 1 miljoen ganzen onder meer afkomstig uit Noord-Europa en Siberië.

Omdat ganzen soms schade veroorzaken aan landbouwgewassen, heeft het Ministerie van LNV opvanggebieden aangewezen waar de ganzen ongestoord hun gang kunnen gaan. Boeren in deze gebieden kunnen een schadevergoeding krijgen bij vastgestelde schade. De ganzen vreten heel wat gras. Wanneer er te veel ganzenuitwerpselen op het gras, lusten de koeien het gras niet meer.  

De schade kan zich ook manifesteren in de vorm van het bloottrappen van knollen van aardappelen, vraatschade aan granen, suikerbieten en voederbieten en graslanden. Buiten deze gebieden geldt de schadevergoeding alleen voor boeren die de ganzen actief proberen te verjagen, desnoods met afschot. Dit beleid blijkt veel duurder te zijn dan in het eerste geval waarbij de boeren sowieso in aanmerking komen voor vergoeding.


Home