NATUURLEXICON


Harkwesp

Bembix rostrata


De Harkwesp Bembix rostrata is een zeer zeldzame graafwesp. Het is met een lengte van 2 tot 2,5 cm onze grootste inheemse graafwesp.

Deze wesp is zwart met een gele tekening. De zwart-gele tekening op het achterlijf is op het eerste segment duidelijker onderbroken dan op de andere segmenten. Op het voorpotenpaar bevindt zich een tarsenkam (stekels) waarmee wordt gegraven. Het mannetje is iets kleiner dan het vrouwtje. Bij het mannetje hebben de antennes in de tweede helft vervormde leden. De ogen zijn heldergroen.

Deze wesp komt voor op zandige, schrale terreinen, vooral in duinen (mosduinen) en stuifzandgebieden, maar soms ook in zandgroeven. De nestplaatsen in duinen situeren zich doorgaans op plaatsen met (korst)mossen die beschut zijn door duinstruweel tegen de harde zeewind (mosduinen). Vaak worden nestplaatsen verkozen waar reeds wat vegetatie aanwezig is en door genoeg zonlicht worden beschenen.  

In juni sluipen eerst de mannetjes uit. Deze patrouilleren aan de nestplaatsen om uitsluipende vrouwtjes te bevruchten, die pas enkele dagen later uitkomen.

Zodra een vrouwtje bevrucht is, maakt ze een nest in los zand. Het bestaat uit een holletje van 10 à 30 cm diep dat aan het einde verbreedt in een nestkamer, waarin in augustus-september eitjes worden gelegd.  

Er wordt slechts 1 nest onderhouden en slechts 1 larve tegelijkertijd. Op die manier brengt ze 4 tot 6 nakomelingen groot. De nesten bevinden zich wel vaak in nestclusters, zogenaamde aggregaten.

Zodra een larve volgroeid is (prepop-stadium) sluit de Harkwesp het nest af en graaft ze op een andere plek een volledig nieuw nest voor een andere larve.

Het voedsel van de larven bestaat uit roofvliegen, zweefvliegen en dazen, die door de Harkwesp worden gevangen en naar het nest worden gebracht.

Voorbeelden van zweefvliegen die door deze wesp worden gevangen zijn de Doodskopzweefvlieg Myathropa florea en de Hommelzweefvlieg Eristalis intricarius.  

Naarmate de larven groter worden, vangt het vrouwtje meer vliegen om te voederen. Na elk nestbezoek wordt het nest terug afgedekt. Op die manier wordt het nest beschermd tegen parasitaire vliegen en andere predatoren. Er worden zelfs andere holletjes gegraven als afleidingsmaneuver voor mogelijke predatoren, zodat het echte nest niet wordt gevonden.

Als parasieten treden blaaskopvliegen en dambordvliegen op. Deze vliegen stoppen snel een eitje in een door de Harkwesp gevangen prooi. In de nestkamer komt dit eitjes uit en voedt het zich met de prooi terwijl de larve van de Harkwesp het moet stellen met de overschotjes. Vaak legt de larve van de Harkwesp dan het loodje terwijl de larve van de parasietvlieg overleeft.      

Het voedsel van de volwassen Harkwespen bestaat vooral uit nectar van het Jacobskruiskruid Jacobaea vulgaris. De wesp bezoekt ook onder meer de bloemen van Wilde Marjolein Origanum vulgare en Wilde Liguster Ligustrum vulgare. Soms worden ook vliegen uitgezogen.

De recreatiedruk en het dichtgroeien van open zandvlakten vormen bedreigingen. Voor deze wesp is het belangrijk dat de verstruweling (het dichtgroeien met struiken) wordt tegengegaan. Grote oppervlakten droog zand scheppen een warm en droog microklimaat. Voor deze soort is het uiteraard belangrijk dat de nesten niet worden betreden. Begrazing kan zorgen voor het kapot trappen van mosduinen. Anderzijds moeten deze mosduinen toch open worden gehouden. Contradictorisch genoeg zijn grazers hiervoor het meest geschikte beheersinstrument. Waar een schapenbegrazing wordt ingezet, blijken de nesten van de Harkwesp stand te houden. Harkwespen zijn zeer plaatstrouw. Het plaatselijk verdwijnen kan ervoor zorgen dat de wespen gedurende lange tijd wegblijven van potentieel geschikte gebieden.   

In september/oktober sterven de adulten en overwinteren de poppen ondergronds. Het piekmoment met de grootste dichtheid van Harkwespen aan de nestplaatsen is in juli.

Deze wesp is niet agressief.  

Home