NATUURLEXICON


Hazelmuis

Muscardinus avellanarius   


De Hazelmuis  Muscardinus avellanarius meet 6 tot 9 cm en heeft een staartlengte van 8 cm. Deze muis, die behoort tot de slaapmuizen, heeft een oranjegele pels, een wittige buik en een dicht behaarde pluimstaart. De ogen zijn groot en zwart. De poten zijn echte grijppootjes. De jongen hebben een grijze pels.

Deze zeldzame soort verplaatst zich zelden over de grond. Hij zal meestal een hele omweg maken om zich vanuit zijn nest naar zijn foerageergebied te verplaatsen. De Hazelmuis bouwt een bolvormig zomernest  met een diameter van 3 tot 5 cm van gras en bladeren in bomen en struiken (meestal op een hoogte van 1 tot 2 m), op vlieringen van hooischuren en een winternest op de grond.

Van oktober tot een eind in april houdt het dier een winterslaap in het winternest. In de herfst verdubbelt zijn gewicht. Toch sterven er veel muizen tijdens de winterslaap van de honger. Slapende Hazelmuizen worden vaak ook vertrapt of opgepeuzeld, want de winternesten liggen onbeschermd tussen de bladeren op de grond. Meestal gebruikt het dier echter een boomholte of een nestkast, waarin het opgerold in een rond nestje van gras zijn winterslaap houdt.

Het voedsel bestaat uit boomzaden, hazelnoten, bosvruchten, pitten van Meidoorn Crataegus species en Sleedoorn Prunus spinosa en insecten.

Slaapmuizen hebben geen blindedarm; ze zijn aangewezen op vezelarm voedsel.

Het is een nachtdier.

Het is een bewoner van loofbossen en gemengde bossen, die zich ook wel in kleine landschapselementen zoals struwelen en jonge bosaanplant durft te verplaatsen. Hij bezoekt vaak braamstruwelen in de buurt van water. Hij houdt van variatie in bomen en struiken.

Dit zoogdiertje leeft in kleine kolonies.

Kleine landschapselementen, zoals houtwallen, houtkanten, hagen en heggen en bosranden zijn voor dit diertje van uitzonderlijk belang. Deze muis is gekend als een soort van oude rijk gestructureerde hellingbossen (eiken-haagbeukenbos, beuken-eikenbos en veldbies-beukenbos) langs beekdalen en van kleinschalige agrarische cultuurlandschappen op de overgang van bos naar agrarisch gebied. Daarnaast kan de hazelmuis ook in stormvlaktes, hakhoutbossen en jonge bosaanplanten aangetroffen worden.

De Hazelmuis heeft nood aan mantel- en zoomgezelschappen met bes- en vruchtdragende vegetaties als overgangsmilieu tussen open ruimten en bossen.

Winters met sterk schommelende temperaturen zijn voor de Hazelmuis fataal. De dieren ontwaken, scharrelen rond maar vinden weinig te eten en verspillen alle vetreserves als de temperatuur plots weer daalt.

De grootste bedreigingen voor de Hazelmuis bestaan uit de versnippering, aantasting van de leefgebieden door bijvoorbeeld grootschalige dunningswerkzaamheden in loofbossen, kaalslag, het klepelen van bosranden en maaiwerkzaamheden langs bosranden en in wegbermen. Het leefgebied van deze muis beslaat slechts 1 ha.

De Hazelmuis is als warmteminnende soort onderhevig aan sterke fluctuaties die kunnen optreden onder invloed van klimatologische omstandigheden en is daardoor erg kwetsbaar.

Jaarlijks is er een groot slachtofferrisico bij het bosbeheer en het wegbermenbeheer dat uitgevoerd wordt in september-oktober: de voortplantingstijd van de Hazelmuis. Elk jaar heeft het vrouwtje slechts 1 worp van 4 tot 5 jongen. De Hazelmuis bereikt een leeftijd van 4 tot 5 jaar.

Home