NATUURLEXICON


IJsvogel

Alcedo atthis  


De IJsvogel Alcedo atthis is een bijzonder mooie vogel met opvallende metallisch blauw glanzende veren. Hij meet tot 16 cm. Hij heeft een dolkvormige snavel, roodbruine onderdelen en rode poten.

De snavel van het mannetje is grotendeels zwart, terwijl de vrouwtjessnavel een oranje streep heeft. De jongen zijn doffer gekleurd en hebben een witte snavelpunt.

Deze vogel heeft een snelle, rechtlijnige vlucht. De roep is een korte, scherpe fluittoon “ziee”, soms een tweelettergrepig “zie-tie”, bij opwinding herhaald in een korte reeks.

Van april tot juli legt het vrouwtje 6 tot 7 eitjes. Het broedt soms 2 tot 3 keer per jaar. Na 3 weken broeden komen de eieren uit.

Beide ouders broeden en voederen de nestjongen.  

Hij komt voor langs stilstaande of traag stromende wateren, waar hij vanaf een zitplaats of vanaf een “biddende” stilhangende positie in de lucht jaagt op vissen. Binnen 2 seconden kan hij een vis opduiken en weer terug op zijn stek plaatsnemen. Een duikende IJsvogel haalt een snelheid van 40 km per uur. Met zijn scherpe ogen bepaalt hij de positie van zijn prooi zo precies dat hij deze -ondanks het beschermende vlies dat zijn ogen onder water afdekt- tot op een halve meter diepte vangt.

In alle jaargetijden is deze vogel gebonden aan ondiep, min of meer helder water, waarin veel vis voorkomt.

Beschoeiing van oevers is nadelig voor deze soort.

In het voedselpakket van de IJsvogel komen vissen voor die grotendeels maximaal 10 cm lang zijn. De jongen worden gevoerd met libellenlarven en waterkevers. Aan zee worden ook garnalen en andere kreeftachtigen gevangen.

De IJsvogel leeft het grootste deel van het jaar solitair en elk individu probeert een territorium te beschermen dat groot genoeg is om zich te verzekeren van voldoende vis en een goede nestplek. Als een vrouwtje een mannetje accepteert, dan voert het mannetje haar versgevangen visjes, die hij met de kop naar voren in haar snavel duwt.

Voor het bouwen van de circa 1 m lange broedpijp heeft deze vogel steile oevers nodig. De bouw van de broedpijp duurt minstens 2 weken. Hij maakt een nest langs rivieroevers, bij voorkeur in steile, zandige oeverwanden, in afgekalfde oevers of in kunstmatige zandhopen, maar ook in holten onder wortelkluiten van ondiep wortelende bomen (Elzen of Berken) in de nabijheid van water. Hij krabt met de poten de nestholte uit. De ideale rivieroever bestaat uit zachte grond. Het nest bevindt zich hoog genoeg om hoogwater te doorstaan en laag genoeg om predatoren buiten te houden.  

In de nazomer zwerven jonge vogels, die op zoek zijn naar een territorium, uit, zodat ze dan ook soms in stadsparken en tuinen te vinden zijn.

De IJsvogel is bij ons een zeer schaarse standvogel.

De vogel komt steeds talrijker voor in stedelijke gebieden met een groot netwerk van sloten en vijvers.

Door het ontbreken van echt strenge winters zijn de aantallen de laatste jaren toegenomen. Wanneer de vijvers of sloten dichtvriezen raakt hij immers geïsoleerd van zijn voedselbronnen.  Na strenge winters stelt men dan ook sterke dalingen vast van de populaties. De populaties herstellen zich echter meestal. De klimaatverandering zou gunstig uitvallen, omwille van de slechte weerstand tegen strenge vorst van deze vogel. Anderzijds kan één strenge vorstperiode een ernstige impact hebben op de aantallen.

Kronkelende beekjes en natuurvriendelijke oevers zijn voor deze vogel van belang.

De voornaamste bedreigingen voor deze vogel zijn het rechttrekken van beken, het verwijderen van oevervegetatie, de recreatiedruk, en waterverontreiniging met chemische bestrijdingsmiddelen en zware metalen. Andere bedreigingen zijn het te pletter vliegen tegen ruiten van huizen of voertuigen, het vangen of schieten met het doel ze op te zetten.

Het voorzien van steile wanden langs beken en het zorgen voor een zuivere waterkwaliteit geven deze vogel een steuntje in de rug.

Home